In Norsholm ontbijten we op de veranda bij Kapten Bille’s,
een leuke kroeg aan het water. Twee euro pp voor broodjes, ei, jus, thee,
koffie en beleg. Hoezo is Zweden duur?
Van Norsholm varen we via elf sluizen en een aantal
bruggen naar het stadje Söderköping. Het afdalen gaat weer heel relaxed. Het is
mooi weer (de voorspelde regen schuift dag na dag op), het sluispersoneel staat
ons meestal al in hun gele shirtje van verre toe te zwaaien en de Pintail is de
enige boot in de sluis. Vaak zijn de
sluisdeuren niet hoog genoeg en stort er een heuse waterval achter onze boot
naar beneden, terwijl er aan de voorkant nog veel meer water uitloopt, anders
dalen we niet, en zeker niet met zo’n snelheid zoals dat hier gebeurt.
We meren in Söderköping af in het kanaal met de kop op de
kade, waar veel terrasjes en winkeltjes zijn. Dat ziet er gezellig uit. Aan de
andere zijde van het kanaal rijst een steile begroeide rotswand op. Dat is ons
achteruitzicht.
Söderköping is een oud handelsstadje. De rijkdom van
vroeger is nog te zien aan de gebouwen.
In een van de kerken, de Laurentii, zien we allerlei nog uit
1450- 1500 daterende voorwerpen (altaar, preekstoel, kunst aan de muren, kandelaars).
Erg fraai en bijzonder dat dit er allemaal nog is. Bij de kerk hoort een
prachtige immens hoge houten klokkenstoel.
We blijven hier een dagje extra. Het is er gezellig en er
is het nodige te doen. De volgende dag klimmen we naar het uitkijkpunt op de
berg achter ons schip. Op de foto zie je net het puntdakje van het uitkijkpunt.
Maar welke waaghals gaat daar aan die buiten de omheinde uitkijkpost geplaatste picknicktafel zitten? Typisch Zweeds, de
tafels staan echt overal.
Naast ons meert een sportieve Noor met een overnaadse roeiboot af. Met dit bootje
wil hij het Götakanaal af. Een hele onderneming.
En dan zien we op een affiche een bekend logo. Heeft de
Nederlandsche Vereeniging van Kustzeilers een eigen klasse?
Na een extra dag in Söderköping gaan we verder voor het
laatste stukje kanaal. Het weer heeft nu wel een omslag gemaakt. De depressietrein
heeft ons bereikt. Het is nog wel droog, maar een stuk kouder. Volgens de weerstations
is het 13 graden. Nog drie sluizen en dan verlaten we het kanaal in Mem. We
zijn op de Oostzee. Dat wordt gemarkeerd met dit monument.
Al met al vonden we het Götakanaal prachtig om te varen.
Zeer afwisselende natuur, leuke plaatsjes, verstilde plekjes en de nodige cultuur.
Mem ligt aan het uiteinde van een mooie twaalf mijl lange fjord. Terwijl we die
uitmotoren (wind pal op de kop) begint het te regenen. Na de fjord duiken we de
scheren in, hijsen de zeilen en vliegen met een aan de windse koers naar Arkösund.
Daar werden we eerst naar een lagerwalplek gedirigeerd, maar dat lag zo
beroerd, dat we met hulp van de boot van de havenmeester daar weer zijn
vertrokken. Nu liggen we behoorlijk te schommelen op een andere plek. Je
schommelt hier trouwens altijd wel wat, is onze ervaring van vorig jaar. De
golven lopen nu de haven in en de wind neemt toe tot windkracht 6. Veel lijnen
uit dus.
Als het even droog is wandelen we naar een uitzichtpunt.
Dit ligt in een wijk aan de haven met zeer mooie oude panden. De beschrijvingen
ervan staan op bordjes op straat. We hebben een mooi zicht op de invaart naar
Arkösund.
En daar ligt de Pintail, midvoor.
We stoken de kachel lekker op om de zeilkleding weer
droog te krijgen. En nu wachten tot de wind wat gaat liggen.