Met de Pintail op reis

Met de Pintail op reis
Pintail

zaterdag 9 juli 2016

De wereld van Eric Taberly



Ile de Groix, vanouds het eiland van de tonijnvissers,  is een eiland waar je zo een week kan doorbrengen, mits mooi weer. Wij zitten sinds onze aankomst hier eindelijk in de volle zon. Heerlijk. We kwamen met hoog water aan en konden zo het dok inschieten, normaal is het hier minstens een dag wachten aan een boei voor je hier naar binnen kan. Boffen! We zien de boten die niet in het dok, maar wel aan steigers liggen met het getij in een diepe waterbak verdwijnen. Wij blijven hoog liggen. Dat kennen wij in Nederland niet.
door de doorvaart is net het puntje van de Pintail te zien

Het haventje, Port Tudy,  is primitief bebouwd, er zijn een paar restaurantjes, fietsenverhuur etc. en dagelijks komen er veerboten aan. Dat geeft wat reuring.

Het eiland is 9 km lang en ongeveer 3 km breed. Op de stranden en haventjes na ligt alles hoog op de rotsen. Wij fietsen een dag over een groot deel van het eiland, langs stille smalle weggetjes, door allerlei lieflijke gehuchtjes en dorpjes. Kleine slingerende “heuvelende” straatjes, gekleurde huisjes met luiken in een contrasterende kleur, afgewisseld door in graniet gebouwde huisjes, veel hortensia’s en stokrozen en af en toe wat subtropische planten en bloemen. We komen er nauwelijks toeristen tegen.


Aan de kust zijn een paar idyllische droogvallende haventjes, Locmaria en Port Lay, en het ruige port Saint-Nicolas.
het aan de beschutte noordkust gelegen Port Lay

het aan de Atlantische kust liggende Port Saint-Nicolas

Ze kennen hier geen richtingborden, maar richtingstenen en als die ontbreken, staat de bestemming van de weg op het wegdek geschreven. Hoe simpel kan het zijn!


De volgende dag brengen we wandelend door. Het is een prachtwandeling hoog over de kliffen en af en toe afdalend naar de mooiste stranden.

Ten slotte belanden we in een natuurgebied aan de zuid oost punt van het eiland. Onze laatste stop is het centraal op het eiland gelegen Le Bourg, waar we aan een slaperig Bretons pleintje ons aan een cider (uit een theekop) te goed doen.


Onze conclusie: Île de Groix is een toppertje. Volgens de meesten moeten de andere eilanden nog mooier zijn. Dat belooft wat.

Maar ook hier vertrekken we weer, op de motor in de windstilte naar het op de vaste wal gelegen Port Louis, dat aan een rivier ligt tegenover Lorient.
de kade bij de jachthaven met restaurantjes voor de stadswal

De havenmeester vaart ons voor naar onze plek en helpt zelfs met het afmeren. Het wordt een warme dag en daar kunnen we kennelijk niet meer zo goed tegen. Na een uitgebreide Franse driegangenlunch in een restaurantje bij de haven geven we ons over aan een siësta. We hebben ons overigens voor het eerst aan oesters gewaagd, hét gerecht in Bretagne. Daar zijn we nog steeds niet erg enthousiast over.

Port Louis is een volledig ommuurd stadje met ook weer een Vaubanvesting. Het heeft ook nog een klein strandje, dat te bereiken is door een poort in de stadswal. Vanaf dit strand kan je tot île de Groix kijken, dus alle in- en uitvaart gaat daar aan ons voorbij.  

Met het veertje gaan we de volgende dag over naar de “Cité de voile Eric Taberly”, een zeilmuseum in Lorient. Dat is een bijzonder leuk museum, ook voor kinderen. Het grappigst was wel de 4D-film van een Vendée Globe boot (formule 1 racemachine van 18 meter waarmee  non stop solo om de wereld wordt gezeild), we werden verondersteld aan boord te zitten en onze stoelen gingen dan ook danig op en neer. Maar daar bleef het niet bij, want in de zuidelijke oceaan sproeide het golfwater ons per golf in het gezicht!! Natte brillen dus. Verder veel spectaculaire films. Het museum heeft een tentoonstelling over de beroemde Bretonse zeezeiler Eric Taberly. Een aantal van zijn zes boten ligt daar ook aan de kade, alle Pen Duick genaamd.


Verder lagen ook hier weer een aantal racemonsters, waarvan deze trimaran wel de kroon spande. Hiermee worden snelheidsrecords gebroken. 
Frits staat ernaast om een indicatie van de afmetingen te geven
Op het terrein staan ook allerlei grote loodsen, Glorieux 1, 2 etc genaamd. Daar worden o.a. de Vendee Globe schepen gebouwd, meestal goed  afgeschermd voor pottenkijkers zoals wij. Maar deze was te zien.

Naast dit museum liggen nog een aantal andere musea, die gewijd zijn aan de onderzeebootbunkers, die de Duitsers hier hebben aangelegd. Enorme bouwwerken van beton.

Lorient is vanwege deze onderzeebootbunkers in WO II plat gebombardeerd door de Engelsen. De stad schijnt dan ook niet zo bijzonder te zijn, laten we dus maar links liggen.

´s Avonds klopt er een jonge Fransman met een koekenpannetje in de hand aan de boot. Of hij zijn noodrantsoen voor zijn vrouw en hemzelf bij ons mag opwarmen, want hun gas (op zijn zeilbootje van 6.40 m) is net opgeraakt. En zo staan we al snel met dezeFransoos in onze kombuis over de mooie plekjes in de regio te praten, gelukkig in het Engels.
Met Fransen is het meestal lastig communiceren, zij spreken vaak geen Engels en wij kunnen niet echt een uitgebreid gesprek in het Frans voeren, alhoewel we het wel steeds proberen. Neen, dan de Engelsen, daar hebben we wel veel contact mee. Ze zijn allemaal nog in shock over de brexit. Zij zijn ook  erg somber over de chaos die daardoor in Engeland is ontstaan. En Frits probeert dan ook nog voorzichtig zijn grapje uit dat het Engels als wereldtaal ook wel zal verdwijnen….kunnen ze net nog hebben.  

Zaterdag hebben we een mooie zeiltocht naar Quiberon. De haven ligt aan de baai van Quiberon, een lagune die omgeven wordt door kleine eilandjes, rotsen en op iets grotere afstand Belle Île. 

We belanden in een grote jachthaven, omringd door appartementjes. Maar weer zo'n schitterend zicht op al dat moois in de baai, én... er wordt nu volop gezeild. Megajachten en notendopjes door elkaar.