Ile
de Groix, vanouds het eiland van de tonijnvissers, is een eiland waar je zo een week kan
doorbrengen, mits mooi weer. Wij zitten sinds onze aankomst hier eindelijk in
de volle zon. Heerlijk. We kwamen met hoog water aan en konden zo het dok
inschieten, normaal is het hier minstens een dag wachten aan een boei voor je
hier naar binnen kan. Boffen! We zien de boten die niet in het dok, maar wel
aan steigers liggen met het getij in een diepe waterbak verdwijnen. Wij blijven
hoog liggen. Dat kennen wij in Nederland niet.
door de doorvaart is net het puntje van de Pintail te zien |
Het
haventje, Port Tudy, is primitief
bebouwd, er zijn een paar restaurantjes, fietsenverhuur etc. en dagelijks komen
er veerboten aan. Dat geeft wat reuring.
Het
eiland is 9 km lang en ongeveer 3 km breed. Op de stranden en haventjes na ligt
alles hoog op de rotsen. Wij fietsen een dag over een groot deel van het
eiland, langs stille smalle weggetjes, door allerlei lieflijke gehuchtjes en dorpjes.
Kleine slingerende “heuvelende” straatjes, gekleurde huisjes met luiken in een
contrasterende kleur, afgewisseld door in graniet gebouwde huisjes, veel
hortensia’s en stokrozen en af en toe wat subtropische planten en bloemen. We
komen er nauwelijks toeristen tegen.
Aan
de kust zijn een paar idyllische droogvallende haventjes, Locmaria en Port Lay,
en het ruige port Saint-Nicolas.
het aan de beschutte noordkust gelegen Port Lay |
het aan de Atlantische kust liggende Port Saint-Nicolas |
Ze kennen hier geen richtingborden, maar richtingstenen en als die ontbreken, staat de bestemming van de weg op het wegdek geschreven. Hoe simpel kan het zijn!
De
volgende dag brengen we wandelend door. Het is een prachtwandeling hoog over de
kliffen en af en toe afdalend naar de mooiste stranden.
Ten
slotte belanden we in een natuurgebied aan de zuid oost punt van het eiland.
Onze laatste stop is het centraal op het eiland gelegen Le Bourg, waar we aan
een slaperig Bretons pleintje ons aan een cider (uit een theekop) te goed doen.
Onze
conclusie: Île de Groix is een toppertje. Volgens de meesten moeten de andere
eilanden nog mooier zijn. Dat belooft wat.
Maar
ook hier vertrekken we weer, op de motor in de windstilte naar het op de vaste
wal gelegen Port Louis, dat aan een rivier ligt tegenover Lorient.
de kade bij de jachthaven met restaurantjes voor de stadswal |
De
havenmeester vaart ons voor naar onze plek en helpt zelfs met het afmeren.
Het wordt een warme dag en daar kunnen we kennelijk niet meer zo goed tegen. Na
een uitgebreide Franse driegangenlunch in een restaurantje bij de haven geven
we ons over aan een siësta. We hebben ons overigens voor het eerst aan oesters
gewaagd, hét gerecht in Bretagne. Daar zijn we nog steeds niet erg enthousiast
over.
Port
Louis is een volledig ommuurd stadje met ook weer een Vaubanvesting. Het heeft
ook nog een klein strandje, dat te bereiken is door een poort in de stadswal. Vanaf
dit strand kan je tot île de Groix kijken, dus alle in- en uitvaart gaat daar aan
ons voorbij.
Met
het veertje gaan we de volgende dag over naar de “Cité de voile Eric Taberly”,
een zeilmuseum in Lorient. Dat is een bijzonder leuk museum, ook voor
kinderen. Het grappigst was wel de 4D-film van een Vendée Globe boot (formule 1
racemachine van 18 meter waarmee non stop solo om de wereld wordt gezeild), we werden
verondersteld aan boord te zitten en onze stoelen gingen dan ook danig op en
neer. Maar daar bleef het niet bij, want in de zuidelijke oceaan sproeide het
golfwater ons per golf in het gezicht!! Natte brillen dus. Verder veel
spectaculaire films. Het museum heeft een tentoonstelling over de beroemde
Bretonse zeezeiler Eric Taberly. Een aantal van zijn zes boten ligt daar ook aan de
kade, alle Pen Duick genaamd.
Verder
lagen ook hier weer een aantal racemonsters, waarvan deze trimaran wel de
kroon spande. Hiermee worden snelheidsrecords gebroken.
Frits staat ernaast om een indicatie van de afmetingen te geven |
Op
het terrein staan ook allerlei grote loodsen, Glorieux 1, 2 etc genaamd. Daar
worden o.a. de Vendee Globe schepen gebouwd, meestal goed afgeschermd voor pottenkijkers zoals wij. Maar deze was te zien.
Naast
dit museum liggen nog een aantal andere musea, die gewijd zijn aan de
onderzeebootbunkers, die de Duitsers hier hebben aangelegd. Enorme bouwwerken
van beton.
Lorient
is vanwege deze onderzeebootbunkers in WO II plat gebombardeerd door de
Engelsen. De stad schijnt dan ook niet zo bijzonder te zijn, laten we dus maar links liggen.
´s
Avonds klopt er een jonge Fransman met een koekenpannetje in de hand aan de
boot. Of hij zijn noodrantsoen voor zijn vrouw en hemzelf bij ons mag opwarmen,
want hun gas (op zijn zeilbootje van 6.40 m) is net opgeraakt. En zo staan we al snel met dezeFransoos in onze
kombuis over de mooie plekjes in de regio te praten, gelukkig in het Engels.
Met
Fransen is het meestal lastig communiceren, zij spreken vaak geen Engels en
wij kunnen niet echt een uitgebreid gesprek in het Frans voeren, alhoewel we
het wel steeds proberen. Neen, dan de Engelsen, daar hebben we wel veel contact
mee. Ze zijn allemaal nog in shock over de brexit. Zij zijn ook erg somber over de chaos die daardoor in
Engeland is ontstaan. En Frits probeert dan ook nog voorzichtig zijn grapje uit
dat het Engels als wereldtaal ook wel zal verdwijnen….kunnen ze net nog hebben.
Zaterdag
hebben we een mooie zeiltocht naar Quiberon. De haven ligt aan de baai van
Quiberon, een lagune die omgeven wordt door kleine eilandjes, rotsen en op iets grotere afstand Belle Île.
We belanden in een grote jachthaven, omringd door appartementjes. Maar weer zo'n schitterend zicht op al dat moois in de baai, én... er wordt nu volop gezeild. Megajachten en notendopjes door elkaar.