Van Ile de Ré zeilen we
zo’n kleine 30 mijl naar Les Sables d’Olonne, waar we al eerder waren. Het is een prachtige zeiltocht, aanvankelijk aan de wind, maar later valt de wind
wat ruimer in. Zonnetje erbij, heerlijk. Nog wel een onrustig zeetje, een “mer
peu agitée”. We blijven hier een dagje extra, omdat er veel wind en
deining voorspeld is.
We borrelen en koffie-en
wat af met de bemanningen van de Fleurie,
Rolix,Valentijn en Hartstocht, die hier alle liggen.
We fietsen een heel eind
langs de (bebouwde) kust van Les Sables.
In een klein meertje
achter de boulevard krijgen kleine kinderen zeilles in optimisten met een
minizeil. Kunnen ze hun hoofd ook niet stoten bij een klapgijp! Het ziet er
kleurig uit. In elke plaats wordt overigens uitbundig zeilles gegeven, ook buiten de schoolvakanties. Zeilles is hier langs de kust zoiets als gymles.
Het is inmiddels overal
erg druk geworden, niet alleen in de havens, maar ook op het land, zeker als er
ook nog een groot strand aanwezig is.
Aan de wind zeilen we de
volgende dag naar Saint Gilles Croix de Vie. De ene plaatsnaam is nog mooier
dan de andere. Het is er toeristisch, dus druk, maar het plaatsje heeft –
behalve de mooie naam - niets bijzonders. De invaart is bij aanlandige wind
spectaculair (dus af te raden), maar wij varen vrij rustig naar binnen. Martien van de Valentijn heeft vlakbij de haven nog mooie foto’s van ons gemaakt, als kroon op deze
heerlijke aan de windse zonnige zeiltocht.
Met de Valentijn en de Hartstocht liggen we de eerste dag in een pakketje.
Wat we nog nooit hebben
meegemaakt: drie havenmeesters meren de boot voor ons af. Het is niet de
bedoeling dat je hier zelf de landvasten aan de wal vastlegt, en….erg Frans,
teruggeven van lijnen, zodat je ze zelf kan bijstellen, is er ook niet bij. Ze
klauteren van boot tot boot tot we alledrie geheel vastliggen. De volgende
ochtend krijgen we ook nog een croissantje van de haven. Wat een service. Past
wel bij zo’n mooie plaatsnaam. En dat alles terwijl we niet eens liggeld
betalen met ons passeport escale. Op vertoon van dit kaartje, dat behoort bij
onze stalling op de wal in La Roche Bernard, kunnen we in bijna alle havens
twee nachten achtereen gratis liggen.
Even een tussensprongetje
over de Franse boot en het afmeren op z’n Frans.
Veel boten hebben een hele
stellage achterop, waaraan de bijboot hangt, zonnepanelen, antennes en bimini zijn
bevestigd, maar soms ook de was te drogen hangt. We vinden dat niet mooi, maar
het is hier wel praktisch. Afmeren gaat hier meestal aan vingersteigers, maar
als de wind of stroom dwars staat, kan dat wel eens problematisch zijn. Hoe
lossen ze dat op? Door permanent met een boegstootwil te varen, zodat ze de
boot gewoon tegen de steiger aan zetten en dan pas landvasten aanbrengen.
Dikwijls heeft men bij het afmeren de landvasten nog niet paraat.. Ze worden nog opgediept uit een bakskist,
zitten in de knoop etc. Als er langszij wordt afgemeerd, dan bij voorkeur geen
springen, of veel te los, en als het even kan de punten naar elkaar toe
trekken. De – zwabberende - pakketjes naast elkaar afgemeerde schepen lopen dan
ook vaak rond uit. En verder wordt alle ruimte benut op gezag van de
havenmeester. We liggen op de eilanden vaak langszij en begrijpen niet dat de
voor- of achter ons liggende boot ons nog niet geraakt heeft. Er zit soms maar
10 a 20 cm tussen. Als we er af en toe iets van zeggen tegen een rondvarende
havenmeester is de vraag: wat is dan het probleem? Tja, zij zien gewoon geen
probleem.
De volgende dag verkassen
we naar de gastensteiger langs de rivier de Vie. Het is er smal en het kan er bij eb hard stromen; bij laag water liggen de bootjes aan de overzijde op het droge.
Op 14 juli, nationale
feestdag, is het een hele drukte. Frits
is ook druk, maar dan met de reparatie van de stekker van de navtex (apparaat
om o.a. nautische weerberichten te ontvangen).
’s Avonds kunnen we vanaf
de boot het vuurwerk goed bekijken.
Zaterdag 15 juli is een
zonnige dag, maar op het water is het koud. Vooral als de wind wat meer
doorkomt. We motoren eerst en later zeilen we naar Ile d’Yeu. Er is nog veel
plaats, maar aan het eind van de dag zijn we helemaal ingebouwd. Uiteraard, met
de minimale afstanden en rondlopende pakketjes.
Zoek de Pintail (tip: clubvlaggetje in top) |
De vuilwatertank werkt nog
steeds niet goed, is ergens volledig verstopt. Gedoe dus. Frits besteedt er de
hele middag aan om de enige slang die hij nog niet vervangen had, schoon te
maken. Zat volledig dicht. Daarna grote schoonmaak, want bilge en natte cel
hebben er wat onder geleden. Maar nu is het probleem echt verholpen.
We blijven drie – erg
warme - dagen op Ile d’Yeu, het eiland van de tonijnvissers.
We zwemmen in zee en we
maken een mooie fietstocht (de vendée-route), die over halfverharde wegen
voert, waar alleen de aanwonenden met een auto mogen rijden. Die auto’s zijn dan dikwijls een heel oude
Renault-4, Lelijke Eend of een Citroen Mehari. Strandjes, rotsen en bossen
wisselen elkaar af.
En daar tussendoor
vakantiehuisjes in de typische vendéestijl; klein, dikwijls alleen begane grond, wit,
bijna plat rood dak.
Hier brengen we ook een paar avonden door met
Marjan en Jaap van de Illusie. We
lagen beiden met onze boten in Ketelhaven en nu op de Vilaine.
Met een mooie ruime wind
vertrekken we naar Pornic, dat iets ten zuiden van de Loiremonding ligt. Een
mooi plaatsje met grote oude panden aan het water. De wind doet onderweg van
alles, uiteindelijk hebben we wind uit alle richtingen gehad, variërend van
windkracht 6 tot 1. Deels was het dus motoren. Het is op dit traject beslist
niet druk op het water. Pornic ligt wellicht iets teveel in een uithoek. ’s
Avonds bezoeken we de wekelijkse avondmarkt langs de oude haven.
Na een lange periode van
warm weer met blauwe luchten en zon zitten we nu in het grijs en wat gesputter
met voor de komende dagen veel wind en hoge deining. Dus even pas op de plaats. Mooi tijd voor binnenklussen en ...het bijwerken van het blog. Over een paar dagen lijkt het Azorenhoog er weer aan te komen.