Met de Pintail op reis

Met de Pintail op reis
Pintail

woensdag 30 juni 2021

Langs de zuidkust van Funen

 


Ai, ik heb de tracker op de Ipad kennelijk per ongeluk uitgezet, zodat de route vanaf hier handmatig moet worden ingevoerd.

Na het authentieke eilandje Lyo (door alle o’s in de plaatsnamen moet een streepje) varen we naar Faaborg. Het stadje ligt in een mooie baai.



Zoals in alle Deense plaatsen zien we ook hier weer veel vakwerkhuizen.



We blijven een dagje en maken een fietstocht om de baai heen, door een typisch Deens landschap



naar het piepkleine haventje van Dyreborg. Een leuk bedoeninkje met maar weinig gastenplekken.



Verderop treffen we kleine badhuisjes langs het water aan, met een superuitzicht over de Kleine Belt. Een mooi plekje voor ons om even te lunchen. Genieten van weer en uitzicht!



En dan wordt het tijd voor een volgend eilandje, Avernako, een paar mijl verderop. Ook dit is weer een pareltje. Een klein gemoedelijk haventje



Ook hier wonen nog geen 100 Denen, ze leven van de landbouw en het toerisme. We merken echter niet zo veel van toerisme. Een enkele B&B, één hotel en de haven. Als we onder vogelgezang naar het dorp lopen komen we nauwelijks mensen tegen. Verder doodse stilte. Als je tot rust wilt komen, dan is dit 'the place to be'.



In het dorp staat een 20 meter hoge houten paal, een meiboom, die met Pinksteren wordt neergehaald, een hele krachttoer om dat met enkel mankracht beheerst te doen. Nadat deze paal versierd is met bloemenkransen en een Deens vaantje in de top wordt hij weer omhoog gesjord, in de hoop op een goede oogst. Hier treffen we een ‘officiële’ rondleiding met gids: een paar toeristen in de laadbak achter een trekker.



Het is hier heerlijk primitief, het geeft ons het "Schiermonnikooggevoel" van vroeger. 

 


De weersvoorspelling wordt minder goed, dan wordt het tijd voor een stad. We laveren in de warmte met een Bft 3-4 naar het begin van de Svendborgsund. Daar wordt het vrij smal en de veerboten varen af en aan, dus daar gaat de motor aan.



Het karakteristieke havenfront van de stad komt in beeld



We gaan in de stadshaven liggen, deze is vlakbij het centrum. Eenmaal afgemeerd (lastig, want de achterpalen staan wel 5 meter uit elkaar én er staat een dwarsstroom) zien we dat we in een dieseloliefilm liggen. Bah. Het stinkt ook. In de hoop dat het verdwijnt blijven we liggen maar de olie gaat met de stroom weg en en keert na de kentering ook weer terug. Uiteindelijk worden er ‘s avonds maatregelen genomen. Er wordt een scherm aangebracht met daarvoor en -achter een olieabsorberende ring.



We hebben een prachtig uitzicht op een Engelse te restaureren driemaster. Langs die wallekant is de volgende ochtend ook een drijfring neergelegd. Kennelijk is de werf de veroorzaker van deze kleine milieuramp.



Woensdag is het wat regenachtig. We doen dichtbij de haven boodschappen bij de Fotex, een enorm grote supermarkt. Alleen al de vleesafdeling met koelvitrines is een supermarkt op zich.



We dwalen wat door het gezellige stadje en langs de kade met museumboten



en bezoeken het kleine nog wat primitieve zeilschepenmuseum.

En hoe zit het nu met covid? We merken er weinig van, hier in Denemarken is het mondkapje al sinds ons verblijf niet verplicht, dus zien we ze ook nergens dragen. Wel houden we afstand.Wel is het opvallend rustig in havens die normaal populair zijn. Volgens een medezeilster die hier al jaren rondzeilt, moet je normaal in vakantietijd voor 11 uur binnen zijn, anders is de haven vol. Nu kan je rustig ‘s avonds nog binnenkomen. We boffen dus. 2/3 van de schepen varen onder Duitse vlag, het zijn de Denen die er kennelijk niet zijn. Of dat met covid verband houdt weten we niet. Nu maar hopen dat het zo blijft.


vrijdag 25 juni 2021

Na regen volgen Deense pareltjes


In Sonderborg blijven we nog een (regen)dag liggen. ‘s Middags gaan we de stad in, de gieters waarmee ze de straten hebben versierd, hadden van ons niet gehoeven. Er kwam genoeg water van boven.



De volgende dag varen we door de brug bij Sonderborg. Het waterfront is mooi.



We gaan verder naar de volgende stad, Augustenborg. In de Augustenborgfjord zien we dit vreemde tafereel.


Waarom gaan die koeien allemaal op een richel in het koude water liggen??

Augustenborg ligt aan het uiteinde van een diepe, met bomen omzoomde fjord. We zijn geïnteresseerd in deze haven als overwinterplek voor onze boot. Het is kleinschalig en alles ziet er pico bello uit, erg schoon en opgeruimd. Degelijke bokken van Nederlandse makelij. In de loodsen staan nog veel schepen gestald, vooral van Engelsen die vanwege covid het land nog niet in mogen en van Duitsers die erg voorzichtig zijn. Het spreekt ons, ook na een gesprek met de eigenaar, allemaal aan. We zijn er welkom.



Het plaatsje zelf lijkt saai. De helft bestaat uit het kasteel met allerlei historische gebouwen er om heen en bijbehorend park en de andere helft is erg ruim, met veel sportvelden, opgezet. Nauwelijks een sterveling te zien.



In elk geval is er wel een grote supermarkt op loopafstand, zodat we weer even kunnen bijtanken.

Elke zichzelf respecterende haven in Denemarken heeft een BBQ plek. Niet zomaar een, maar een met een hele verzameling picknicktafels, zoals deze in Augustenborg. Tot nu toe nog niet erg in gebruik, en in elk geval niet door ons.




Woensdag 23 juni zeilen we naar Dyvig. Een prachtige kleine fjord die door een smalle ingang te bereiken is. Het is de derde keer dat we hier voor anker gaan. Nauwelijks wind, fluitende vogeltjes wat een rust. Een mooi plekje. Wie heeft er nu bij het tandenpoetsen in de badkamer zo’n uitzicht?



Voor het eten proberen we nog het knellende vallenprobleem op te lossen. De nieuwe spival die dit voorjaar is ingeschoren zit kennelijk met een slag ( in de mast)  om de grootzeilval. Onze pogingen hebben geen resultaat. Jammer, dat betekent dat bij hijsen en strijken van het grootzeil en het reven de spival voor de easyfurl niet op spanning mag staan. Een extra aandachtspuntje. Binnenkort moet Frits maar de mast in om de spival opnieuw in te scheren.



We zien inmiddels regelmatig bruinvissen, de kleinste walvisachtige soort. Ze duikelen, maar je ziet in de draai alleen de vin even boven water komen. Zelfs in die kleine ondiepe kom van Dyvig was er een. Maar ze zijn schuw, ze komen niet zoals dolfijnen, op de boot af.

Van Dyvig zeilen we, en deels bij gebrek aan wind met de motor bij, naar het ten zuiden van Funen liggende piepkleine eilandje Lyo, 6 vierkante km met 81 inwoners. Wat een pareltje is dat. Een klein haventje met mooie boxen om af te meren,



en een dorpje als een openluchtmuseum. De kern vormen 24 vakwerk boerenhoeven, die deels onder monumentenbescherming staan. Er is niets toeristisch aangebracht. Geen snuisterijen te koop. Het eilandje lijkt nog zo te zijn als eeuwen geleden. Er rijdt alleen sporadisch een auto. En er is slechts één winkel, een dorpse kruidenier. En.... een rust, je komt er nauwelijks mensen tegen. Je hoort alleen maar vogeltjes fluiten (we beginnen vogelaars te worden, haha).




 
 

In het dorp resteren nog 5 vijvers die dienden voor de watervoorziening van de brandweer. Logisch met al die rieten daken.

We lopen een wandelpad rond het eiland. Soms moeten we ons door heuphoge beplanting een weg banen.



We komen langs natuurgebieden waar talloze vogels broeden



En verdwalen lukt niet, je hebt hier  vanuit de kerk geredeneerd, de oost-, noord-, west- en zuidweg!  De kerk speelt in deze kleine gemeenschap een belangrijke rol. Het ronde kerkhof om de kerk is supernetjes onderhouden. In de kerk zitten vrouwen en mannen nog wel apart!

4362


En bij de kerk is natuurlijk een ‘kro’, gevestigd in een oud schoolgebouw. De gerookte zalm smaakt ons opperbest. Je vraagt je wel af of er over een aantal jaar nog wel bewoners zijn. Voor kinderen die in Funen naar school gaan zal toch wel een verdere wereld lonken.

We vinden dit eilandje een echte aanrader. En als je niet de haven in wil, is er ook nog een pracht van een ankerbaai voor de deur.



Morgen gaan we weer verder. De schoolvakantie breekt hier dan los. We gaan het zien. Zowel in Duitsland als in Denemarken hoorden we dat er door corona veel watersporters bijgekomen zijn, net zoals in Nederland. Dat belooft wat voor de toch al favoriete Zuid Fuunse archipel! We moeten wel wennen aan varen zonder vooraf bepaald doel. De komende week is er weinig wind, dus gaan we voor leuke plaatsen op korte afstanden.


maandag 21 juni 2021

In de storm

 

Eckernforde blijkt een aardig stadje te zijn.

Een kleine ‘Altstadt’, veel winkels, een strand en van de verenigingshaven via een mooi vormgegeven boulevardje te bereiken.


Via een oude brug lopen we de Altstadt in. We moeten nog wel wennen aan de bratkartoffeln lucht die we overal ruiken in de Duitse badplaatsen. Eten ze nog wel eens wat anders? 

 


De volgende fjord is de Schlei, meer een brede rivier. Op weg daarnaartoe trekt de wind aan tot een 6 Bft en kijk, daar hebben we de korte steile golfslag van het IJsselmeer! Via de nauwe ingang varen we de Schlei op. Hier moeten we ons aan de smalle geul houden.


Het is zo warm dat er maar één optie is, lekker ankeren. We kiezen een mooi plekje uit ten noorden van Maasholm. Ankeren op 2.30 meter water, en dan een ketting en veel lijn, haha. We liggen als een huis en draaien de volgende ochtend alle kanten op.


We gaan daarna weer een paar mijl verder de Schlei op naar het plaatsje Kappeln. We komen hier in Duitsland een grote variëteit aan boten tegen, vaak prachtige mooi in de lak zittende houten schepen, zoals deze die wordt opgetuigd.


Kappeln is erg toeristisch. De Kielerfjordhavens lopen in het weekend hiernaartoe leeg. We liggen in de stadshaven met de punt van de boot naar de boulevard met alle restaurantjes.


De onrust komt meer van de waterzijde, al die boten die daar rondvaren en wachten op een brugopening.

We fietsen naar het kleinste stadje van Duitsland, Arnis, feitelijk één straat met aan de waterzijde wat kleine werfjes.


Zondag blijven we liggen, althans dat wás het besluit. Het onweer trekt vroeg in de ochtend over en het lijkt een mooie dag te worden. De windrichting Z draaiend naar Zw, een goede reden om te vertrekken naar Sonderborg in Denemarken. Met rustig weer varen we uit, langs het karakteristieke haventje bij de ingang van de Schlei, Schleimunde.


Vol tuig gaat op, maar na een uurtje trekt de wind geleidelijk aan, eerste rif erin, even later genua ingerold, nog weer later tweede rif en zo zeilen we met een gemiddelde wind van 35 knopen (8 Bft) met enkele uitschieters boven de 40 knopen (ware wind) naar Sonderborg toe. De smalle ingang van de marina, vol op lagerwal, is nog even een uitdaging maar ook dat gaat goed.


Maandag 21 juni is de wind gaan liggen, maar er stort zich nu wel een front boven ons uit. We houden ons schuil in de boot. Vanmiddag moet het over zijn en gaan we de stad bezoeken.

Onze route tot nu toe na het Kielerkanaal (route in groen, beetje slecht zichtbaar)

 





woensdag 16 juni 2021

Naar de Duitse fjorden

 

Het mooie weer blijft. In de haven van Terschelling liggen we twee dik, dus dat valt reuze mee. De fietsen komen weer uit het vooronder en we peddelen deze dagen wat af, door de duinen heen en over de dijk langs het wad terug. 


 


En dan wat stopjes onderweg, zoals in de strandtent in Midsland aan zee, die het met de coronaregels goed voor elkaar heeft. Het strand is ondanks het mooie weer vrijwel leeg.


 


We zien onderweg veel vogels met kleintjes op pad of nog broedend, zoals deze scholekster.


Het vissen van de lepelaar blijft een bijzonder gezicht. Een stoet fietsers komt voorbij en we horen als ze langsrijden “een lepelaar” en de volgende “een lepelaar” etc. Mocht je nog niet weten hoe zo’n beest heet, dan kan het niet missen na de passage van dit peloton.


 

Langs het wad staan ook de Beelden uit Zee. De kunstwerken zijn letterlijk uit de zee gehaald, ze zijn gemaakt van grote blokken graniet die zijn opgedoken door de Terschellinger duikers uit een een wrak van het in 1903 bij Terschelling gezonken Zweedse stoomschip de Otto. Glanzend gepolijst graniet contrasteert met de ruwe vorm. Erg mooi.


 

Donderdag 10 juni vertrekken we hier. Het plan is om naar Lauwersoog te gaan, maar het Westgat is smal en ligt verstopt tussen platen, dus dat plan laten we maar gauw varen. Dan maar naar Borkum, is 12 mijl ‘naar binnen’ en dus later weer naar buiten. Ook niet handig. Uiteindelijk blijkt het prima weer te zijn om de nacht door te varen naar Cuxhaven. Geen gedoe met zeegaten en de stroom op de Elbe valt hiervoor ook gunstig.

Het is veel motoren, maar tegen de avond kunnen we ons nieuwe voorzeil uitproberen. Een ideaal stabiel lichtweerzeil, een easyfurl.



Voor het donker wordt schakelen we toch maar over naar de genua. En dan breekt de mantel van de furlexlijn. Met wat takelwerk repareert Frits deze provisorisch.


 Het is een prachtige avond en we genieten van de ondergaande zon in de bijna verlaten zee.


 

Het blijft de hele nacht licht in het noorden, op een paar mijl afstand varen nog twee Nederlandse zeilschepen en verder zien we onderweg geen schip. Een heldere nacht met veel sterren. Al weer vroeg klimt de zon weer te tevoorschijn.


 

Op de Elbe is een visserman druk, de vogels ook. Hij lijkt omringd door zilveren golven.


 

Na 27 uur varen landen we aan in Cuxhaven, waar de havenmeester ons vertelt dat er vorig jaar door corona nauwelijks passanten waren. We zijn dus zeer welkom. Het is inmiddels erg warm geworden. We boffen met het weer. Ik probeer nog een ivm corona verplichte registratie van binnenkomst in Duitsland te doen, maar als er om een postcode en adres van onze verblijfplaats wordt gevraagd, staak ik de strijd. Er is geen controle en afgezien van mondkapjes is alles ‘business as usual’.

Onderweg is er een beetje zout water in de bilge gekomen. Nooit leuk, want waar komt het vandaan en hoe gaat zich dat ontwikkelen? De volgende dag waait het hard en blijven we liggen, dus we kunnen rustig op onderzoek uit. In een ochtend ligt de hele boot open vanaf de motorruimte tot de bakskist. Motorinspectie: noppes, alles is ok. Dan verder naar achter: loeizware matrassen er uit, bedbodem open. Mooi dat we alles van de winter goed schoon hadden gemaakt.


Daar ontdekken we een beetje nat, dat nog van verder naar achteren weg komt. Dus de bakskist leeghalen en schot naar de uitlaat openmaken. Frits is een waar slangenmens en duikt in de kleinste ruimtes. Leve de fitness!

 


En ja hoor, een halve dag verder ontdekken we dat Frits deze winter bij de controle van de beluchter van de uitlaat een simpel rubber O-ringetje verkeerd terug heeft geplaatst.En dat gaf zoutwater lekkage. Dank aan Ineke met de gebruiksaanwijzing in de hand, . Pfff. Leer je boot kennen. Om hiervan bij te komen pakken we aan het eind van de middag nog een pilsje bij de oude haven.

Zondag de 13de zeilen we tegen het middaguur met een rif in het grootzeil met de stroom mee naar Brünsbüttel. Er staat een stevige westenwind 6.


Vroeger staken we de Elbe dan al snel over naar de noordzijde, omdat je daar niet niet ‘knel’ komt te zitten tussen de vaargeul voor de grote vaart en de uit het land stekende kribben. Volgens de havenmeester is dat echter geen goed idee, omdat er daar ergens een dam is gelegd, waardoor de noordzijde te ondiep is geworden. Later zagen we daar toch veel boten net buiten de rode tonnenrij varen. Wij dus goed oplettend langs de kribben. Tot ons plezier hoeven we maar 5 minuten te wachten voor de sluis. Met maar drie jachtjes worden we geschut. In het zonnetje varen we door naar Rendsburg waar we om 21.00 uur aankomen. Bij de prachtig gelegen en gemoedelijke RVR haven is het nog erg rustig, weinig passanten.


We blijven een dagje. De nabijgelegen Rewe is een soort super AH, goed voor het bijvullen van het proviand. Rendsburg valt ons dit keer wat tegen, wellicht door de maandagruhe.

 


We gaan weer verder het Kanaal af. Het is een rustig tochtje, af en toe een oplopende of tegemoetkomende vrachtvaarder. Het valt op dat ze meestal onder Nederlandse vlag of onder die van Madeira varen.


In Holtenau is de jachtensluis nog in renovatie. We zijn benieuwd hoe het schutten met de grote vaart gaat.  Als we daar aankomen mogen we direct de nieuwe sluis voor de grote scheepvaart in. Ook hier worden we met drie jachtjes geschut! Wat een luxe. Frits neemt meteen de gelegenheid te baat om de waterlijn schoon te maken.


We varen een paar mijl de Kieler fjord af naar Laboe, een Kurort, waar de strandkorven niet te tellen zijn.


De frisblauwe Oostzee lonkt….

We zitten nog steeds met de kapotte furlexlijn die vervangen moet worden. Een mooie klus voor in de haven van Laboe. We demonteren daar de furlex om een nieuwe lijn aan te brengen. Een precies klusje en de grootste zorg is dat er geen onderdelen het water in vallen. Missie geslaagd. We hebben nu een oranje (!) reeflijn. Anders was er niet. 


Woensdag starten we met zeer weinig wind, al dobberend zeilen we de Kielerfjord uit. Langzaamaan komt er iets meer wind en zeilen we de fjord ten noorden van de Kielerfjord in naar het stadje Eckernförde. We ontdekken dat we de easy furl ook nog voor de wind kunnen gebruiken.


We rollen voor de haven de easy furl in en willen daarna het grootzeil laten zakken, maar dat gaat maar voor een derde deel. Met veel geruk en getrek lukt het om het grootste deel naar beneden te krijgen. Zo ligt er ook in deze haven weer een klusje op ons te wachten. Waardoor komt dit? We hebben deze winter de mast goed gecontroleerd met alle schijfhuizen, dus dat kan het toch niet zijn. We vermoeden dat de easy furl val en de grootzeilval elkaar op een of andere manier in de mast dwars hebben gezeten, en ja hoor, na het naar beneden halen van de easyfurl loopt het grootzeilval ook weer als vanouds. Nu maar hopen dat dit eenmalig was.

Morgen blijven we hier in deze vriendelijke 120 jaar oude verenigingshaven om het stadje te bekijken. En het zonnetje schijnt maar door. Heerlijk.