Met de Pintail op reis

Met de Pintail op reis
Pintail

zondag 18 juli 2021

 

Vanuit Kopenhagen zijn we voor een trog (slecht weer met buien) uit al om 7.30 uur weggevaren, de Sont op naar Helsingör. Het eerste wat dan opdoemt is het prachtige slot



De haven ligt ernaast. Deze is groot, maar opgedeeld in een aantal kommen, zodat je het massale niet zo ziet. Voor grotere schepen (>12 m) is er ook niet zoveel plaats. 

De volgende dag is het een regendag, maar zodra het droog is bezoeken we het Nationaal Deens maritiem museum. De internationale corona QR code geeft ons toegang, hoewel deze niet kan worden uitgelezen. Ze vinden het wel goed zo. Het museum zelf valt tegen, weinig over de grootse zeevaartgeschiedenis van Denemarken, maar het gebouw is opzienbarend. Het is op bijzondere constructieve wijze in een scheepvaartdok en door de wanden heen ondergronds gebouwd.



Als we teruglopen naar de boot ligt er een zeehond op het strand naast de haven. Hulp nodig?



We gaan weer verder.




We varen in de volle zon de Sont uit langs de noordzijde van Sjealland. Wat is dat een mooie hoge begroeide kust.



Onderweg maken we foto’s en films van de Willem Barents, onze havengenoten uit Ketelhaven. Onno en Sylvia meerden hun boot in Helsingor tegenover ons af. 


 

Wij zeilen door naar Hundested, een plaatsje aan het begin van de grote Isefjord die diep in Sjealland doorloopt. Het is een levendig en (te) toeristisch gebeuren



Gelukkig vinden we een plekje in de rustige zuidelijke haven, wel bij de visindustrie. De  vislucht van de rokerijen is niet te vermijden. In het avondzonnetje nemen we het er even van. Niet direct een plek om terug te komen.





Met alweer warm zonnig weer en een oostenwind van 3-4 Bft zeilen we verder naar het 55 mijl verder gelegen plaatsje Ebeltoft op Jutland. Dit ligt in een prachtige baai. We hebben geluk dat we kunnen afmeren aan een kopsteiger, waardoor we een prachtig uitzicht hebben op deze baai.



Het is een schilderachtig gaaf plaatsje.



‘s Avonds fietsen we nog een heel stuk om de baai heen.



We vinden dit weer een toppertje. Een bezoek aan het glasmuseum en de Jylland, een oud oorlogsschip, bewaren we voor een andere keer.

 


We gaan nu weer zuid, naar het in het Kattegat gelegen eiland Samsö (iets groter dan Terschelling). Het heeft 3 haventjes en wij gaan op advies van andere zeilers naar het aan de oostzijde gelegen Langör, een leuk en primitief haventje dat in een natuurlijke havenkom ligt.



Vroeger kwamen de Vikingen hier met hun schepen bijeen. Voor vijandelijke schepen was het moeilijk te bereiken én het was goed te verdedigen. Om nog een gemakkelijke doorvaart naar het westen te hebben legden ze op het smalste deel een kanaal aan. Het laatste stukje moesten de schepen over land worden getrokken. Dat kostte minder energie dan tegen de wind via de noordelijke route uitvaren. De resten van het kanaal zijn nog te zien.



Wij kunnen in Langör langszij liggen aan de buitensteiger met een prachtig uitzicht...totdat een Deense boot langszij komt onder het uitroepen van “wij zijn starters”. Ontwapenend. Zij krijgen van Frits onmiddellijk een eerste les afmeren. Neen, ‘spring’ is dit keer geen lente, maar een lijn van jouw voorpunt naar onze middenbolder. Ze leren snel. Wel jammer dat ze met 5 personen aan boord ‘s avonds aan wal gaan BBQen, eerst alle BBQ spullen van boord, zwemspullen, kleding etc. Ieder wel 5 x over ons dek heen en ‘s nachts weer terug. Grrr. Ook dat moeten ze leren.

Op dit eiland hebben we ook weer gefietst.Door de typisch Deense omgeving naar het aan de westkust gelegen haventje Maröp.




Lijkt ons ook een leuk haventje om met rustig weer aan te doen.

Van een verdere tocht naar het noorden zien we maar af, want dat gaat daar behoorlijk de hoogte in, en daar vinden we het te warm voor.

Zo ziet een warme dag in de haven eruit:



Het is wel bizar dat het hier momenteel mediterraan weer is, terwijl in Nederland en Duitsland zoveel gebieden overstroomd zijn.  

Ook dit eiland vinden we een superplek, althans met dit mooie weer. Het haventje is dan ook elke dag vol en degenen die geen plek meer vinden, kunnen voor anker in de kom naast de haven.



Als we vertrekken gaan we door een oostelijke route weer verder. Het lijkt daar wel een beetje op de Iles de Glenans in Frankrijk. Her en der eilanden waar je tussendoor scharrelt.

Er is weinig wind en deels zeilend deels motorend varen we naar het bij Bogense gelegen eilandje Aebelö. We ankeren aan de oostzijde, mooie plek, maar al gauw komen er Zweden aan die vlak bij ons ankeren. We verzoeken om een "wide berth" maar daar wordt geen gehoor aan gegeven.Er is zoveel ruimte, we begrijpen niet waarom je dan zo dichtbij gaat liggen. Wij vinden het een nare (internationale) gewoonte. Gaan we dan zelf verkassen of niet? Het is rustig weer, en andere plekken zijn wat minder, dus toch maar niet.




Ons log doet het af en toe niet, lastig omdat je daardoor ook geen zicht hebt op de wisselende stroomrichtingen hier. Zowel op deze plek als in Bogense haalt Frits het log eruit om schoon te maken en te onderzoeken waar het euvel zit. Kleine schelpjes zijn de oorzaak. 

We zijn om het eiland heen gevaren naar Bogense met een NW wind 4-5. Een kort stukje, dus even alleen op de genua, maar wat een steile golven staan hier! Er liggen hier allerlei ondieptes voor de kust die dit veroorzaken. Nu begrijp ik wel dat je hier met harde aanlandige wind beter kan wegblijven, zoals in een vaarwijzer staat.

Bogense is het oudste stadje (6000 inwoners) van Funen en heeft een mooi oud centrum(pje).




We blijven een dag liggen, want de wind giert ons om de oren. In de grote jachthaven liggen we achter de havenpier met de kop in de wind te dansen op de golven. Er staan stevige koppen op het water en tot onze verbazing varen er nog boten uit, de meeste ongereefd (wel 6a 7 Bft). Maar ja, het is zondag en men moet weer misschien aan het werk of gewoon stoere Deense zeilers?