Met de Pintail op reis

Met de Pintail op reis
Pintail

dinsdag 28 juli 2015

Guernsey en Sark nader bezocht

Met de storm valt het op Jersey nog wel mee. Later zou deze storm Nederland teisteren. De volgende dag is het ’s middags rustig weer, goed om een trip naar Guernsey te maken. Langs de kusten van de Kanaaleilanden staan eindeloos veel vestingwerken, zoals deze in de havenmond van St. Helier

Met een westenwind 4 motorzeilen we samen met de Swanta aan de zuidkant van Jersey westwaarts. Het is stroom tegen wind en de golven zijn hoog en steil, maar het dal is net lang genoeg om daar met ons schip weer rustig van af te dalen. Geen paaltjes pikken dus (dat is als de boot met een dreun vanaf de top van een golf weer op het water neerkomt). Na de vuurtoren La Corbière kunnen we hoog aan de wind zeilen en worden de golven steeds minder, en dat in volop zon! Een prachtige zeildag.

Ten zuiden van Guernsey nemen we foto’s van elkaars schepen, het is zo’n helder licht. Hier de Swanta in de zon.

Het is zo helder dat alle eilanden goed te zien zijn. Dit is ons zicht op Sark

In Guernsey kunnen we pas om half een ’s nachts het dock in. Een heel ritueel met de rondcrossende havenmeesters in hun bootjes. We meren met twee boten naast een kleiner schip af. ’s Ochtends waait het hard, regent het pijpenstelen en de swell rolt vanaf half tij over de drempel van het dock de haven in. We slingeren wat af. We vertrouwen de lijnen waarmee de binnenste boot aan de steiger ligt afgemeerd niet (er is windkracht 7-8 voorspeld), en vanaf het opstaan zijn we in de weer met het uitbrengen van extra lijnen met rubber schokdempers. Uiteindelijk vertrekt de kleinere boot toch naar een andere plek en liggen wij - drijfnat - steviger afgemeerd. In de loop van de middag wordt het droog en halen we een koffietje bij onze favoriete kroeg hooggelegen aan de haven.
De volgende dag waait het nog hard; we maken een mooie wandeling langs de klifkust aan de zuidkant van Guernsey.

Ons doel: een ‘versnapering’ bij het schitterend hoog op het klif gelegen hotel Bon Port, waar we jaren geleden al eens waren. Helaas…toen wij daar eindelijk aankwamen, was het hotel in verwaarloosde staat en gesloten. Gelukkig was er nog wel een ander hotel in de buurt. Daarna met de bus weer naar de haven.
Dinsdag vinden we het weer nog te onrustig om te varen. Daarom gaan we met de veerboot naar het eiland Sark, het kleinste staatje van Europa; 600 inwoners, een eigen parlement en één rechter (senechal)! Het is privébezit van de Engelse Kroon, maar valt officieel niet onder de UK. We maken een wandeling over het eiland, oa naar de Coupé, een weg die ligt op een smalle rots tussen Sark en Little Sark

Kijken daar - met hoogtevrees - diep naar beneden

Bezoeken de (voor de helft leegstaande) 'winkelstraat'.

Wandelen langs het "parlementsgebouw annex zittingszaal"

En de "gevangenis"

Zien het huis van de dokter en zijn ‘ auto’

En bekijken wie waar mag zitten in de kerk (let op bankje 36: daar mag de eventuele prisoner zitten!)

Ook zien we veel druiventeelt

’s Middags vallen we heel brutaal via de openstaande deur de werkkamer van de rechter binnen (are you the senechal? “Yes”) en vragen we hem of hij wat meer over Sark en het bestuur kan vertellen. Dat leidt tot een leuk gesprek, waarbij we heel wat informatie krijgen. Hij laat ons ook de vernieuwde parlementszaal annex zittingszaal zien. De oude zaal had zijn voorganger ons 6 jaar geleden laten zien. Van hem horen we dat de twee steenrijke Barclay broers die het van Sark deel uitmakende eilandje Brecqhou bezitten, de vruchtbare grond opkopen en voor wijnbouw gebruiken, terwijl die daar eigenlijk niet geschikt voor is. Daardoor moet er – tot verdriet van de Sarkers - met veel bestrijdingsmiddelen gespoten worden op die druiven. Ik kan het niet nalaten te vragen hoeveel zaken hij behandelt en dat was wel één per week (drankmisbruik, familiezaken ed., en dan een aantal tegen de steenrijke Barclays!), waar hij ruim voldoende werk aan had! Tja, Sark leeft nog in het verleden. 

zaterdag 25 juli 2015

Genieten van Bretagne

We proberen al een aantal dagen een meetingpoint met onze vrienden van de Swanta af te spreken, Hylke en Nel. Zij varen ook aan de Bretonse kust. Het wordt Tréguier. Met een WZW 4 zeilen we kruisend westwaarts. Natuurlijk weer wind tegen stroom, zodat we eenmaal van de rivier af, weer in de steile golven terechtkomen, terwijl op dat moment de wind ook even doorhaalt tot windkracht 6. Rifje erin dus. Later wordt het wat rustiger. Tréguier ligt aan de gelijknamige rivier en we varen 9 mijl vanaf de monding naar het kleine stadje. Aanvankelijk glooiende oevers, later zijn ze wat meer bebosd.

En we varen bij laag water, dus we zien alle oesterpercelen boven water staan. Er staan er hier heel wat. Het tijverschil is hier ruim 10 meter; bij laag water is het een hele klim/afdaling van de steiger naar de wal.

Het weerzien met de Swanta vieren we met een gezamenlijke maaltijd aan boord van de Swanta. We hebben heel wat bij te praten. We varen vanaf nu een tijdje samen op. ’s Middags maken we – bij laag water - een VVV-wandeling rond Tréguier. Het eerste deel is erg mooi.

In het stadje kopen we een simkaart met internettegoed, maar we krijgen het niet aan de praat. Dan maar wachten tot we een winkel van de provider tegenkomen.
Zondag varen we met de stroom mee naar Paimpol, zo’n 29 mijl verderop. Zowel bij de Swanta als bij ons blijkt de snelheidsmeter/log niet meer te werken. In Tréguier is blijkbaar troep gekomen in het schoepje, waarmee de snelheid gemeten wordt (in Paimpol hebben we dat met succes weer schoongemaakt). Helaas is er te weinig wind om te zeilen, dus blijft de motor aan. En al gauw komen we in de drizzle, die later overgaat in gestage regen. De aanvaart van Paimpol gaat tussen de rotsen door, een beetje spookachtig, met al die rotsen die als schimmen in de regen opdoemen, terwijl er flink wat stroom staat. Inmiddels is er wat wind en zeilen we op de fok. Zo dobberen we naar ons doel, waar de sluis in verband met het getij pas om 19.40 uur open gaat. Het laatste stuk naar Paimpol is het erg ondiep en dat is pas te bevaren vanaf half tij. Bij laag water ziet dat er zo uit.

En bij hoog water zo

De volgende dag verandert de lucht van grijs naar zonnig en wordt het echt warm. Paimpol is een levendig stadje

met veel terrasjes, leuke winkeltjes en mooie Bretonse huisjes.

We blijven hier een dagje, want de Swantabemanning krijgt versterking van zoon Ruurd (is tevens ons 24 Uurs Race bemanningslid).
Dinsdag zeilen we in stralende zonneschijn ruimewinds met de halfwinder op oostwaarts, langs Cap Frehel

naar Saint Cast le Guildo,  een plaatsje 10 mijl voor St. Malo. Dat blijkt een  leuke badplaats met mooie oude panden en een gezellig centrum, beschutte ligging naar het westen in een  prachtige baai met breed strand,

en fraaie wandelmogelijkheden,  o.a. naar de grote baai van Fresnaie, die bij laag water geheel droogvalt. Dan zijn er veel mosselstokken en oesterplaten te zien. We blijven een dag om het dorp te verkennen en naar de baai van Fresnaie te lopen.
Helaas was het nog geen laag water toen wij zicht op de baai hadden. De toppen van de eerste 2 m hoge mosselstokken zien we nu net boven water komen. We sluiten de dag toepasselijk af met een mosselmaaltijd (mosselen uit St. Cast) in een restaurantje vlak bij de jachthaven. Saint Cast heeft onze verwachtingen ver overtroffen.
Donderdag starten we de dag met een fotoshoot van medekustzeilersboot Vada, zodat zij volgend jaar mét foto in het jaarboek komen. Best lastig om de zeilen net bol te fotograferen als het bladstil weer is. Maar het is gelukt. Wij motoren verder naar de Iles Chaussey, een rotsengroep met één hoofdeilandje (Ile Grande) iets ten noordoosten van St. Malo. Met moeite meren we af tussen de boeien. Met z’n vijven gaan we met het bijbootje van de Swanta aan wal. Vanaf Ile Grande hebben we bij laag water een schitterend uitzicht op al die rotsen.

 en 

De volgende dag is het bewolkt. Hoopvol hijsen we de zeilen, maar nee, de beloofde mooie oostenwind blijft uit, er is bijna helemaal geen wind, en wat er is, komt pal van achter, dat schiet niet zo op, dus varen we op de motor naar Jersey. Onderweg ontvangen we allemaal weerberichten met stormwaarschuwingen voor de avond. Dan liggen we mooi in het ons vertrouwde dock van St. Helier op Jersey.

zaterdag 18 juli 2015

Kanaaleilanden

In St. Peter Port luieren we nog een extra dagje. Vlak bij de haven zien we tot onze verbazing een klein ‘zuidasje’ staan van grote banken, trustkantoren e.d. Het dorp zelf is ruim voorzien van hanging baskets, per winkel hangen er minstens vier van dit reuzenformaat. Het kan niet op.


’s Middags gaan we het dock uit  naar een (tidal) visitors pontoon om de volgende dag op het juiste (tij)moment te kunnen vertrekken. Op naar Jersey. De eerste twee uur varen we halve wind in onrustig water; de stroomrichting staat tegen de windrichting in en er is een behoorlijke dwarsdeining. In de buurt van Jersey  valt de wind deels weg en houden we de deining (met zeilgeklapper) weer over. Met motor bij varen we het laatste stukje en meren we af in het marina dock van St. Helier. Daar is het enorm druk, met moeite vinden we nog een plaatsje.
Het waterfront van St. Helier is inmiddels fraai geworden. Zo is er de Liberty  Wharf, een nieuw winkelcentrum achter een oude gevel. Een kijkje in de oude markthal kan natuurlijk ook niet worden gemist.

We slenteren door het centrum en verbazen ons over de omvang van het winkelcentrum, te vergelijken met Utrecht, terwijl St. Helier minder inwoners heeft dan Zeist. Veel juweliers overigens. En het is behoorlijk druk, we zien voor het eerst veel mannen keurig in het pak mét das. Het fiscale klimaat is hier prettig, zodat de financiële wereld  hier goed vertegenwoordigd is met kantoren.  

’s Middags gaan we met de bus naar Gorey, een leuk kustplaatsje met een groot kasteel.

Heen en terug een andere route, zo zie je nog eens wat.
Dinsdag, 14  juli, varen de meeste Fransen vroeg weg; zij gaan hun nationale feestdag vieren op de vaste wal van Frankrijk. Het miezert wat, maar rond elven wordt het droog en gaan we er op uit. Bij de VVV hebben we een mooie fietskaart gekregen, waarop per route de afstanden, restaurantjes, toiletten, hellingen en hun zwaarte staan aangegeven. Beter kan niet.  We fietsen langs de prachtige baai van St. Aubin naar het wat luxe aandoend St. Aubin voor de ochtendkoffie.

Vervolgens via een oud treinspoor naar de vuurtoren op het zuidwestelijkste puntje van Jersey, La Corbiere.
Een ruig gebied met veel rotsen en, zoals langs de kust van alle Kanaaleilanden, overal bunkers. Onze conditie wordt danig op de proef gesteld, we moeten zelfs over een pad met keien. Uiteindelijk dalen we af naar St. Ouensbay aan de westzijde van het eiland, een prachtig strand en zelfs wat duinen. Daar lunchen we en vervolgens fietsen we dwars over het eiland met wat colletjes om de lunch te verwerken weer terug. Een prachtige route over erg smalle weggetjes, de ‘green lanes’ waar auto’s maar 22 km/uur mogen rijden.

En met mooie vergezichten over het eiland, heel lieflijk allemaal. Het lijkt erop dat alle grote boerenhoeven zijn verbouwd tot exclusieve woningen. De zon is inmiddels goed doorgebroken en het wordt zelfs weer warm. Heerlijk. Uiteindelijk belanden we weer in de baai waar we als eerste langskwamen. 
 Morgen willen we naar Bretagne. Een heel gereken met de zeer veranderlijke weersvoorspellingen en de stroom.

Lukt dus niet. De weersvoorspelling: rain, drizzle, mist and fogpatches. Zeer slecht zicht. We gaan lekker de stad in. ’s Middags klaart het op en gaan we met de bus naar Greve de Lecq, een baai in het noorden van Jersey voor een …strandbezoek. Jawel. Een klein strand tussen de rotsen.

Op de foto is al een grijze laag op zee te zien. Binnen een uur zitten we in de zeemist en zijn wij dus weer snel vertrokken..
Donderdag staan we om half zes op (!). Zeven uur uitvaren. Eventuele mist verdwijnt in de loop van de ochtend, althans dat is het weerbericht. Iets voorbij Jersey belanden we toch     in de mist

(en dan doet de radar het natuurlijk net niet, dus op de klussenlijst) en iets voor Ile de Brehat aan de Franse kust is de mist weg. De wind mag geen naam hebben, zodat de motor weer bijgaat. Dit stuk moét je in één getij halen, anders sleurt de stroom je weer van de bestemming weg. Hier staat op de top van het tij vier knopen (ruim 7 km per uur) dwarsstroom! Daar komt ook de zon door en wordt het opeens heerlijk warm. We laten ons met de stroom meedrijven de rivier de Trieux op naar Lezardrieux, een heel klein plaatsje waar we bij de bakker verse crêpes kopen. We trakteren ons verder op een kir bij het het jachtclubje.




zaterdag 11 juli 2015

Na vier dagen Plymouth…Guernsey!

Plymouth is een marinestad die in de oorlog zwaar gebombardeerd is. Het centrum is dan ook vnl. snelle nieuwbouw uit de jaren vijftig en zestig, het ziet er her en der ook wat haveloos uit. Het voetgangerswinkelgebied lijkt wel wat op de lijnbaan in Rotterdam.

De stad ligt in het midden van een grote baai. Tussen wat vestingen in ligt  een groot park op een klif, het Hoepark. Daarvandaan hebben we een prachtig uitzicht op de mooie heuvelachtige oevers van de baai. In het park staan allerlei oorlogsmonumenten, als het ware op een ereplaats aan zee. Vooral het grote marinemonument (niet op de foto) is zeer indrukwekkend. Het is enorm hoog, ligt aan een soort paradeplein, en eromheen zijn op strakke natuurstenen muren de namen van alle slachtoffers vermeld.
Onze derde dag hier willen we besteden aan een fietstocht door de Plymvalley, beheerd door de National Trust. Deze route start bij het zogeheten Saltram House iets buiten Plymouth, dus wij daarnaar toe. Heuvel op, heuvel af, heuvel op, heuvel af etc. ...en dat via drukke wegen waar geen uitwijken mogelijk is. Alle wegen zijn hier in deze streek ommuurd. Beter gezegd, de weilanden zijn ommuurd. We kunnen de weg niet goed vinden, en elke keer als we de weg vragen, krijgen we een langere nog te rijden afstand te horen, terwijl die toch korter zou moeten zijn? Uiteindelijk komen we na twee uur klimmen en dalen uitgeput bij Saltram House uit, een manor van de Parkerfamily.

Denkend aan de terugweg maken we dit ook maar meteen het einddoel van deze dag. Na een koffie met scones gaan we daar op pad met een lady, die ons bij gebrek aan andere belangstellenden een privé-rondleiding geeft langs alle gebouwen van het landgoed. Daarbij staat ze uitgebreid stil bij de geschiedenis van de bewoners. Leuk om dat eens te horen. De dames in die tijd ‘deden’ in follies: “Ach, zet daar nog maar een theekoepeltje in kasteelstijl neer”.  De terugweg doen we anders op advies van een van de volunteers. Een mooie route met weinig heuvels langs de oevers van de inmiddels drooggevallen Plym. We komen bij de ferry uit die ons met onze fietsjes weer overzet naar de haven. Inmiddels giert de wind door het want en later stort er ook wat regen naar beneden, maar dan zitten wij al lekker in de kajuit met onze boekjes van Daphne du Maurier.
De volgende dag is niet zo succesvol. Het is lekker weer en we gaan met het pontje over. Vanuit de oude stad lopen we naar de wijk Devonport, waar volgens onze rondleidster van gister bijzondere gebouwen zouden staan. Na een stevige wandeling belanden we dan eindelijk in Devonport, waar we naast een soort tempel vnl. verarmde buurten aantreffen. Geen cafeetjes voor een lunch. Dan maar naar de Mayflower jachthaven, waar we overigens nooit zouden willen liggen met de boot. Daar bestelden we in een cafeetje gerookte vis salade (dan zou het in elk geval niet gefrituurd zijn…dachten wij), maar helaas….brrr.

Met de stadsbus en de ferry maar weer gauw naar de boot terug, ons verheugend op het mooie weer van morgen!
Half vijf ’s ochtends op, zes uur wegvaren uit Plymouth. En zo geschiede…Helaas stond er slechts weinig wind en heel veel swell (deining), waardoor de zeilen eindeloos klapten. Op de motor en gedeeltelijk met de zeilen bij zijn wij zo, al schommelend, of zoals de schipper zegt, een dag hoelahoepen (doet hij dat dan wel eens, vraag ik me af) in het zonnetje naar Guernsey gevaren. Beloning: een nachtelijke invaart in het dock van Sint Peter Port. We vallen om 24 uur in coma in slaap.

En een mooie zonnige dag volgt, die we al kuierend door de straatjes en lunchend bij de jachtclub op de havenpier (dit keer heerlijke krab) hebben doorgebracht.

Wij zijn hier voor het laatst zes jaar geleden geweest, en er is wel wat veranderd. Een afmeermogelijkheid met walverbinding buiten het dock, waardoor het in het dock  vrij rustig is. En verder is alles wat meer Frans, wat verfijnder, de inhoud van de winkels, het marktplein en de winkelstraatjes. De gevels van de huizen en de winkels zijn versierd met heel veel bloemen. Erg smaakvol.

’s Avonds komen oude verhalen weer boven tijdens een borrel aan boord van de En Avant van een Delftse oud-huisgenoot van Frits, die toevallig aan onze steiger afmeert.
We dineren op onze boot met verse Coquilles St Jacques en een goed glas witte wijn.



zondag 5 juli 2015

Lost gardens

Zo rustig als we op de Helford river hebben gelegen, zo onstuimig is ons vertrek. De wind was naar oost gedraaid en dat geeft nogal wat deining. De boot schommelt naar hartelust achter de mooring. We vertrekken dus maar snel en komen in de riviermonding en tot ver daarbuiten in hoge ‘wind tegen stroom’ golven terecht, nog versterkt door de deining die op de ondiepe wateren stuk slaat. Er staat ook geen wind die nog wat druk geeft in de zeilen, zodat we alle kanten opstuiteren. Uiteindelijk belanden we – gepland – weer in Falmouth waar we gebruik maken van de wasmachine, het drinkwater en de stroom.

In de lange en gezellige winkelstraat bemachtigen we een nieuwe rookmelder (de oude heeft de rook van Duinkerken niet overleefd, als de batterij erin geplaatst is, loeit ie nog steeds!) en plakletters in een winkel van Sinkel ter grootte van de V en D, vier verdiepingen hoog, maar dan ingericht als een outlet met echte magazijnlucht, de Trago. We waren onder de indruk van wat ze allemaal hadden, tot kwaliteitsgereedschap en fietsonderdelen aan toe. Dus zeilers, als je iets bijzonders nodig hebt...

Woensdag is er geen wind en we besluiten nog een dagje te blijven. Een ferry brengt ons naar de overkant van de rivier, naar St. Mawes, een oud vissersplaatsje dat nu is omgebouwd tot luxe cottagedorp. Alles ziet er prachtig uit. Op aanraden van de havenmeesteres wandelen we naar St. Just, een paar mijl verderop aan de rivier, maar op de heenweg verdwalen we in de op de heuvels gelegen weilanden.

Uiteindelijk belanden we dan toch in St. Just voor de tea, maar helaas… er is geen pub of zoiets, dus we houden het bij ons eigen water. In St. Just staat een kerkje uit de 13de eeuw  aan de rand van een kreek. Zeer oude graven liggen daar vredig onder de palmen aan de rand van het water. Een heel bijzonder plekje. Naast de kerk staat een eenzame palm.


Ook van binnen ziet het kerkje er prachtig uit. Bij alle bankjes hangen knielkussens die in kruissteek geborduurd zijn.
En overal hangen bloemen, zelfs een guirlande boven de ingang buiten. En voor ons pensionado’s ligt er nog een stichtelijk woord.

Met vermoeide voeten laten we ons door de laatste ferry weer terug brengen. Aan boord lezen we over de hittegolf die een groot deel van Europa teistert. Nou, ons niet in elk geval. Onze temperatuur is deze vakantie nog niet boven de 22 graden geweest.
Van Falmouth varen we weer naar Fowey. Wat een mooie kust is dat!

Vanuit Fowey reizen we de volgende dag een uur per bus naar de Lost Gardens of Heligan, oude herontwikkelde tuinen vlakbij het toeristische oude vissersplaatsje Mevagissey. In de lost gardens is weer veel moois te zien, o.a. deze rododendrons ter grootte van bomen

en deze mudmaid

die elk jaargetijde andere 'kleren' aan heeft. Vanuit de tuin hebben we een mooi uitzicht op Mevagissey. De klaprozen op de voorgrond vormen een monument voor de gevallenen in W.O. I. , maar er kwamen te weinig op.

In Mevagissey eten we ‘s avonds. We missen bijna de bus terug, omdat we aan de praat waren geraakt met Engelsen aan de tafel naast ons. Laat steken we met ons bijbootje de rivier weer over. Het bijbootje heeft nu ook de naam van onze boot gekregen.

Met een prachtige zonnige halvewinds zeiltocht (na alweer een bumpy ride door de rivieruitgang met stroom tegen wind golven te hebben ondergaan) zeilen we de volgende dag naar Plymouth, een wat grotere stad.

 waar we de boot afmeren in de stadshaven, de Sutton jachthaven

met een overnachtingsprijs is 80 euro. We hebben daarvoor wel een leuke borrel aan boord bij een Nieuw Zeelander, die ’s zomers op zijn boot woont, en zijn partner die afkomstig is uit Falmouth. Wij hebben nu al diverse malen gehoord dat de cottages in al die leuke kustplaatsjes – als buitenhuis - worden opgekocht door ‘Londoners’, waardoor de huizen voor de eigen inwoners te duur worden en de dorpjes buiten het zomerseizoen uitgestorven zijn. We zien ook heel veel van die huisjes ‘for rent’ staan. Een slechte ontwikkeling.
De volgende dag, zondag, waait het te hard uit de verkeerde richting, zodat we in Plymouth blijven. Zelfs op zondag is het een drukte van belang in het oude stadsdeel, de Barbican, met zijn vele kroegen, winkeltjes, en kasseien. Heel gezellig allemaal. De fish en chips tentjes doen goede zaken.

In de supermarkt liggen veel ‘low fat’ producten, maar de gefrituurde hap is hier erg populair.
’s Middags verkassen we naar een andere goedkopere haven, waar we eigenlijk veel beter liggen en daar blijken de weersvooruitzichten voor de komende dagen slechter dan eerder voorspeld. Een langer verblijf in Plymouth dus. Van het vriendelijke havenpersoneel hebben we een hele tas met informatie over Plymouth ontvangen, dus dat komt wel goed.