Dinsdag 13 september rijden we met een compleet volgepakte auto naar Frankrijk.
Een steiger, ladder, dekzeilen, poets- en verfmiddelen etc. alles gaat mee. Wij
passen er zelf nog net in. Twaalf uur later stappen we het hotel in La Roche
binnen, midden op ons favoriete driehoekige marktpleintje. De jonge
hoteleigenaar blijkt ook een fervente zeiler te zijn. Had 15 jaar gecharterd
aan de westkust van Afrika. Nog even een wijntje buiten op het terras aan de
overzijde.
Woensdag
gaat de boot te water. Alexis doet dat weer uiterst zorgvuldig. Dit keer gaat
de boot de heuvel af. Tijdens onze afwezigheid staat de auto op de droge 'ligplaats' van de boot.
Aan
de overzijde van de rivier leggen we aan in ‘Angleterre sur mer’ zoals de
Britten die aan die steiger liggen, hun plekje noemen. We bezoeken de markt en
doen de nodige boodschappen. Het is heerlijk weer, zonnig en rond de 23 graden.
De
sluis gaat pas weer morgen open, er is een beperking van drie dagen per week,
omdat het water in de rivier achter de sluis te zout is geworden, en dat vindt het
waterbedrijf, dat daar het water uit put voor de hele provincie, niet leuk. Op
advies van Alan, de Engelse buurman, varen we – deels in de regen - de rivier
op tot bijna in Redon, we stoppen bij Rieux, een klein steigertje met een verbinding naar de wal en een mooie maar nagenoeg verlaten camping.
De
Viaine is een mooie afwisselende rivier.
De
7 mijl vanaf zee tot de sluis is licht glooiend met weilanden. De rivier is daar
erg breed, maar het vaarwater is erg smal. Dus goed opletten met sturen.
Na
La Roche Bernard wordt zij een stuk smaller, met hoge begroeide rotsoevers. Erg
mooi.
Dat
blijft zo tot Folleux, totaal 12 mijl
Daarna
tot Redon wordt het weer glooiend, het lijkt er een beetje op alsof je hoog
door de Eiffel vaart.
Dat
is dan nog eens 13 mijl. In dat stuk ligt vlak voor Redon Rieux.
Omdat
het vrijdag hard waait uit de verkeerde richting blijven we nog een dagje op de
rivier. Ankeren tussen Folleux en La Roche Bernard op een windloos plekje.
Prachtig.
Langs
de rivier liggen overal kleine visbootjes afgemeerd, grote hijsinstallatie
achterop, waaraan een groot kruisnet hangt. Met een liertje laten ze dat dalen en
halen ze dat op.
Maar
vissen kan ook zo, met een luxe draaistoel
Zaterdag
varen we naar Arzal, waar Jaap en Marjan van de Illusie net uit Nederland gearriveerd zijn. Even onze plannen
uitwisselen. ’s Avonds gaan we alvast door de sluis om de volgende ochtend om 8
uur de ondiepe monding uit te komen. Eerst op de motor en vanaf het eind van de
rivier is het verder bezeild naar la Tinité sur mer. Die sluis, dat is wat voor
de Fransen hoor. Op de website van onze haven staat zelfs een instructiefilmpje
hoe te handelen in de de sluis. Geen wonder dat er bij ons geen Fransen varen,
dat moet een ware hel voor ze zijn.
We
willen eigenlijk naar de piepkleine eilandjes die 10 mijl vanaf de monding liggen,
maar het is net de komende dagen een erg sterk springtij, dat betekent bij laag
water errrg weinig water, zodat dat te ondiep is voor ons. Misschien later in
de week, als er dan geen deining staat.
Bij
Trinité zien we de maxitrimaran Sodebo
zeilen; deze hadden we al een keer zien liggen in Lorient. Wij haalden er met
moeite door zwakke wind een 4 knoopjes uit maar dit racemonster vloog ons wel
heel hard voorbij.
Om
de afmetingen aan te geven: zie de vrouw die op het schip zit
We
liggen weer bij de pier ‘of fame’, nu dus op zondag en dan is het daar nog
behoorlijk druk. Aan deze pier ligt nu ook de grootste trimaran ter wereld,
zoals op het bord staat, de Spindrift 2,
en ook de No way back van de 64
jarige Pieter Heerema die daarmee binnenkort in de Vendée Globe wedstrijd solo
de wereld rond gaat. Dat zou een prestatie van wereldklasse zijn.
De
No way back
Maandag
is de drukte uit de haven verdwenen. De Fransen zijn weer aan de slag.
Frits
doet ’s ochtends z’n loopje langs de rivier en ’s middags gaan we op de fiets
naar Carnac, de menhirs bekijken. Vlakten vol met rechtop staande stenen uit de
periode van 4000 voor Chr. Niet de stenen zelf maken indruk, die zijn eigenlijk
helemaal niet zo groot, maar meer het feit dat bewoners van zo lang geleden die
stenen zo in het gelid hebben gezet.
Onduidelijk is nog waarom dat is gedaan.
In
de avondzon meren de maxi trimarans weer achter ons af. Er is heel wat bekijks.
Maar er wordt op de pier of fame ook druk gevist.
Dinsdag
is een met zon overgoten dag. Wel wat weinig wind, maar lekker warm. Een echte
relaxdag, die start met een ochtend koffietje op een terrasje aan de haven. We
zijn niet de enigen! Bij terugkeer worden we bezocht door een Fransman die met
de kaart van Nederland in de hand in een mengeling van Engels en Frans duidelijk
maakt dat hij wat tweedehandsboten op het oog heeft in Duitsland en Nederland (in
“Goudswaard aan de Zuid Friese kust”). Hij wilde graag weten of de staande
mast route vanaf Cuxhaven liep! De angst voor de Duitse Bocht zat er goed in. We
hebben hem heel wat kunnen uitleggen. En wij weten nu na wat zoekwerk dat
Goudswaard aan het Spui in het zuiden ligt. Na
dit intermezzo dobberen we rustig naar het 7 mijl verderop gelegen Port
Haliguen op het Quiberon schiereiland. Onderweg kruist de Sodebo weer ons pad. De haven van Quiberon vonden we van de zomer
niet veel aan, maar we liggen nu op een mooiere plek en het massatoerisme is
weg. We liggen hier prima temidden van wat Fransen en Engelsen. Frits doet
inmiddels in het zonnetje de ene klus na de andere.