Quiberon, in feite een schiereiland, blijkt een hele grote jachthaven te hebben met kleine appartementencomplexen aan de wal.
Wel een mooi strand. We vinden het niet zo aantrekkelijk en varen daarom de volgende dag gauw weer weg.
Op
de volgende foto is de baai van Quiberon
te zien, waarbij het schiereiland Quiberon overgaat in een reeks rotsen en eilanden. Aan de zuidkant ervan ligt Belle Île.
Bij
de doorgang tussen de rotsen, de passsage de la Teignouse, staan steile golven, die opgebouwd
worden door de stroom die in richting tegengesteld aan de wind is. We moeten
hier even tegenin motoren. Daarna kruisen we naar Belle Ile. We hebben pech, want we
moeten 8 uur buitengaats aan de mooring wachten totdat het dock (rond hoog
water) opengaat. En dan merk je dat er deining staat. Wat liggen we daar te rollenbollen, ook door al het ferryverkeer dat langsvaart. We worden er allebei wat katterig van. Gelukkig is het wel
zonnig geworden en hebben we een prachtig uitzicht op de haveningang met
daarboven de mooie citadel, ook weer ontworpen door Vauban..
We
liggen prachtig aan de kade van de haven van Le Palais, helemaal vooraan, want
we zijn te diep voor de rest van de haven.
Onze vlag is helemaal links nog net te zien |
Enig
nadeel van deze plek is, dat we pal voor een kroeg liggen, waar de bezoekers
tot drie uur ’s nachts aangeschoten op de kade en ook op de steiger naast onze
boot zitten en lopen. En praten, zingen en gillen. Om dit compleet te maken
leggen er elke dag kleine coasters aan die zand en andere zaken naar het eiland
brengen. Zij meren aan de andere zijde van het haventje af, zo’n 10 meter van
ons vandaan. De foto toont een tankertje die daar dinsdag afmeert (we mogen
blijven liggen als we niet roken; en dat terwijl op de kade naast onze boot
regelmatig een horde rokende Fransen voorbij trekt!)
En
het lossen van de coasters begint maandag al om half zes, ook met veel
motorlawaai. Dat tijdstip is kennelijk afhankelijk van het getij, ze moeten
diezelfde dag nog uitvaren om nieuwe vracht op te halen.Ze passen net door het sluisje. Jullie begrijpen, veel nachtrust
was er bij mij niet bij, Frits slaapt daar wel doorheen.
Toch
blijven we hier drie dagen. We willen ontdekken waarom het eiland “belle” heet.
Het eiland kent veel steile wegen, zodat wij de fietsen maar in de tassen laten
en de bus nemen. Dat is wel goed kijken op de tabel met vertrektijden en
rekenen, want er rijden niet veel bussen en dan zijn de tijden ook nog op elke
dag van de week anders. De eerste dag bezoeken we zo een havenplaatsje in het
noorden, Sauzon, waar wij door onze diepgang helaas niet met onze eigen boot kunnen
liggen. Een prachtig plekje. Terrasjes aan de kade en gekleurde gevels met weer in een ander kleur getinte luiken, zoals hier gebruikelijk in Zuid-Bretagne.
Vandaar
wandelen we weer een stuk van de kustroute, de GR 34, naar de vuurtoren.
Het is maar 5 km, maar het gaat over steile geitenpaadjes, Je moet wel goed kunnen
klauteren en afdalen op rollende steentjes. Soms gaan de paadjes zo dicht langs
de steile kliffen, dat we niet begrijpen dat het niet is afgezet met een hek.
Bij
de vuurtoren zien we de Atlantische kust, en ook hoe de golven met veel lawaai
stukslaan op de rotsen en bruisend verder rollen. Imponerend. Wat een kracht
heeft water dan.
De
volgende dag, ook weer zonnig, gaan we met de bus naar het midden van de aan de
Atlantische Oceaan gelegen kust. Hier zou Monet inspiratie hebben opgedaan voor
een aantal van zijn schilderijen. In elk geval is het hier indrukwekkend mooi,
maar de paadjes lopen mij te dicht langs de afgrond. Soms maar 20 cm naast de
rand van een klif, met in de verre diepte
het bruisende geweld van het water en rotsen.
Dus
zijn we maar gauw het binnenland in gewandeld. Dat binnenland is qua natuur mooi,
heuvelachtig, af en toe een beschut dalletje, afwisselende begroeiing, maar de
plaatsjes zijn lang niet zo mooi als op Ile de Groix; er staan veel
‘nieuwbouwwijken’ van tweede huisjes, allemaal hetzelfde. Luiken dicht
natuurlijk. Van de echte originele behuizingen zien we niet zoveel (meer?). De
bus brengt ons uiteindelijk weer terug naar de haven.
Voor
ons blijft het kleinere Ile de Groix op nummer één staan.
De
volgende dag is het prachtig zeilweer, zon en WNW 4 Bft, goed voor halve wind
zeilen. We gaan naar Trinité sur mer, in het noorden van de golf van Quiberon.
Weer door de rotsige doorgang, maar daar is het nu heel rustig.
In
Trinité kijken we onze ogen uit. We liggen vlak achter een pier, waar aan de
andere zijde de megatrimarans en weer een Vendee Globe schip liggen afgemeerd.
Op de pier staat op borden een uitleg per schip en schipper en alle behaalde
wedstrijdresultaten van de schipper. We vinden het geweldig dat het “formule 1
zeilen” hier zo leeft. Er is ook geen gebrek aan belangstelling van het
publiek.
We
lummelen nog een dagje in dit gezellige plaatsje. Het is 14 juli, en de Fransen
hebben nu ook massaal vakantie. Het is er dan ook druk. We treffen hier ook medekustzeilers Hans en Wilma van de Zéline. We doen elkaar bij de borrel nog
wat tips aan de hand.
Vanuit
Trinité varen we op de motor (windstil en zonnig) naar de 7 mijl verderop
gelegen ingang van de Golf van Morbihan. Onze Franse gastkok had al spannende
verhalen verteld over de stromen die daar lopen; onze kaart vermeldt zelfs op een plek op onze route een stroomsnelheid van 9 knopen. We zijn gewaarschuwd. Bij de kentering
varen we de ingang in.
20
Minuten later staat er al een stroom van 3 knopen, en dan is het ook nog eens
doodtij (neaptide, een lage getijcoëfficient) . Maar veel meer dan 3,5 knoop
stroom halen we niet. Er staan wel allemaal stroomrafelingen en de veerboten zien
we als kreeften door het water gaan.
Uiteindelijk
gaan we aan de mooring bij een mediterraan ogend plaatsje op het Ile des Moins,
met smalle straatjes
Aan de waterkant is het enorm druk met dagtoeristen, daar zijn ook de restaurantjes en winkeltjes, maar als we even verder het eiland oplopen, komen we nauwelijks meer iemand tegen. Op
onze wandeling hebben we prachtige uitzichten op de Golf van Morbihan, waar
druk gezeild wordt. Het water is blauwer dan blauw, en dat is de lucht ook.
Boffen!
De
havendienst regelt gratis transport van onze boot naar de kade en v.v. Dat is makkelijk. We
hebben een mooi plekje met zicht op al
het langsvarend verkeer.
We vinden het wel een beetje op de scherenkust van Zweden lijken, maar dan met veel meer leven aan de waterkant én met veel stroom in het water.
Als
we de volgende dag de golf weer uitvaren, meten we een max. stroomsnelheid van
5 knopen. Het ene moment word je naar stuurboord verzet, en een tel later gier
je weer naar bakboord. En ondertussen moet je ook goed kijken hoe je route
loopt tussen de eilanden en rotsen door. Hoe moet dat zijn als je verkeerd
rekent en op het sterkst van de stroom en met meer wind hier vaart!
We
zijn nu in het Azorenhooggebied terecht gekomen. Dus voorlopig elke dag zon en
warm weer. Maar op onze aan de windse tocht naar Piriac sur Mer hebben we
toch jassen aan, in de haven daar smoren we weg van de hitte.
Maar
daarover in het volgende blog.