We
varen nu rond in de Rias Baixas, de ria’s ten zuiden van kaap Finisterre. Baiona ligt in het kommetje aan de zuidkant van de ria de Vigo.
Van
Muros zeilen we naar de overkant, naar Portosin. De Koninklijke
marina is voortreffelijk. De vinger waaraan wij afgemeerd liggen,
wordt van nieuwe planken voorzien. Zondagavond wordt er nog tot 22.00uur
doorgewerkt!
Het
plaatsje zelf is triest. We maken in grijzig weer een wandeling langs
het strand. Soms hangen de wolken zo laag, dat de top van de berg wel
weer te zien is.
De
volgende dag is weer een miezerregendag; we hebben Santiago de
Compostella daarvoor in gedachten. Met de bus gaan we eerst naar Noia
en daar stappen we over. In de bus steeds onder het genot van
rapmuziek op z’n Spaans. Na anderhalf uur rijden door de Spaanse
bergen komen we daar aan. We lopen tot onze verrassing direct bij
aankomst bij de beroemde kathedraal Willem van De Rode Maan
tegen het lijf. We praten even een half jaartje en alle
zeilplannen bij.
We
zijn niet de enige bezoekers van deze stad met het mooie oude centrum
met smalle straatjes en natuurlijk met de kathedraal.
Deze
is imponerend groot en achter het altaar is het alles (blad)goud wat
er blinkt.
de pelgrims lopen achter het beeld van de heilige Jocobus langs en kussen zijn mantel |
Het
is een komen en gaan van wandelaars en fietsers die de camino hier
beƫindigen. Wel pech dat dat voor hen nu in de regen is. Velen gaan
uit hun dak, als ze op het eindpunt van de tocht zijn gekomen. Deze lichting zal het zwaar gehad hebben, want het was koud en nat de laatste tijd.
Met
een mooie noordwestenwind 3 Bft zeilen we naar de volgende ria, de
ria de Arousa, en meren af in het leuke plaatsje A Pobra de
CaramiƱal. Hier knapt het weer op, de volgende dag is het heerlijk
warm en zonnig. We hebben vanaf onze boot zicht op het grote strand.
Bij laag water staan er allerlei lieden kokkels te harken in zee. Een
drijvende plastic bak knopen ze aan zich vast en daar gaan de kokkels
in. Aan de bewegingen te zien is het zwaar ruk-en trekwerk.
Op de wal is intussen markt. Waar vind je dat nog, bh’tjes te koop met
uitzicht op zee.
We
wisten niet dat er zoveel verschillende soorten palmbomen bestaan. We
zien op onze reis hele hoge smalle, maar ook lage dikke. Ze sieren
huizen, parken en vooral boulevards.
Inmiddels
is Frits weer druk bezig met de motorperikelen van de bemanning van
de Bastet, die we al eerder
troffen. Uiteindelijk worden alle dieselleidingen doorgeblazen. We
borrelen en tea-en wat af met de Engelse heren. We hebben al een
uitnodiging liggen voor
een diner op Guernsey, waar eigenaar Paul woont.
De
ria’s liggen vol met vivero’s.
Dat zijn vlotten waarmee vissers hun bedrijf uitoefenen. Hoe het
precies werkt hebben we nog niet kunnen achterhalen. De gebieden waar
ze liggen staan overigens wel op de zeekaart aangegeven.
We
maken vanuit deze plaats een prachtige fietstocht langs de baai naar
de volgende plaats. We scharrelen door leuke straatjes
en
belanden uiteindelijk op een terras met een geweldig zicht op de ria.
Wit wijntje erbij. Dit is optimaal genieten.
We
slaan nu een ria over en zeilen met een matige noordoostenwind naar
Vigo, een grote stad met 300.000 inwoners. We zitten in het
Azorenhoog, dus superweer, zon, warmte en wind.
We passeren eerst de eilanden Ons en later de eilanden Cies. Deze eilanden liggen voor de ria’s, de Cies voor de ria van Vigo en zij bieden de ria beschutting tegen de oceaandeining. ‘s Ochtends is er vaak weinig wind, en ‘s middags neemt de (zee)wind behoorlijk toe door de opwarming van het land.
In
Vigo treffen we kustzeilers Sietske en Bart, die met hun Folie
a Deux deelnemen aan de
Azorentocht van de Kustzeilers. Later treffen we ook Hestia daar
aan boord. We varen een paar
dagen heel gezellig met elkaar op.
In
Vigo maken we een rit met een open top bus. Het
is een echte werkstad; er is nog veel scheepsbouw. We worden op een
heuvel even losgelaten uit de bus om te genieten van het
zicht over Vigo, dat als een breed lint langs de zuidzijde van de ria
ligt.
De
Europese kampioenschappen J 70 worden in Vigo gehouden. ‘s Ochtends is er grote
bedrijvigheid bij de 69 bootjes. Ze liggen op landvolgorde afgemeerd.
Het lijkt een lastig gebied om te varen met allerlei draaiende
winden oa door een tunneleffect bij de Cies-eilanden.
We
hebben vergunning om naar de Cies-eilanden te varen en daar te
ankeren. En we varen daar met de Folie a Deux
naar toe. Deze eilanden
worden geroemd om hun stranden.
Het waait ‘s middags op de ankerplek behoorlijk; vlagen van 7 Bft komen door en alle boten gieren achter hun anker. Gelukkig zijn we niet mee aan wal gegaan met Sietske en Bart, want nog geen half uur na hun vertrek begint ons anker te krabben. Te weinig lijn gestoken. We ankeren opnieuw en nu blijven we wel liggen. Maar comfortabel…? Als de voorspelling ‘s avonds ook nog oostenwind aangeeft, waardoor we aan lagerwal komen te liggen, halen we het anker snel op en vertrekken naar het 8 mijl verderop gelegen Baiona, waar we net voor donker, rond half elf, na een stevige voordewindse zeiltocht aankomen. De Folie a Deux komt de volgende dag daar ook binnen lopen.
Baiona
vinden we een toppertje. We liggen in de Koninklijke (Real) marina,
wel verreweg de duurste marina op onze reis, 50 euro per nacht, maar
dan heb je ook wat. Het ligt aan de voet van een ommuurd fort en
heeft een geweldig mooi clubgebouw met goede voorzieningen.
Over
de (vele) Spaanse
havens hebben we zeker niet te klagen, de meeste zijn na 2000
aangelegd, hebben mooie brede steigers met vingerpontoons, voorzien
van zeer veel klampen. Vaak staat de havenmeester al klaar om de
lijnen aan te nemen.
We
maken in Baiona wandelingen over de muren van het fort en door de leuke
oude binnenstad met z’n vele pleintjes en terrasjes.
We
maken over beide eilanden, die met een strand met elkaar verbonden
zijn, mooie wandelingen. We
klimmen over prima onderhouden paden omhoog en genieten van prachtige
uitzichten. Wat
een topplek is dit als het rustig weer is!
Met weinig wind motoren we de volgende middag naar de ria de Pontevedra. Combarro in het laatste bevaarbare stuk van deze ria werd ons zeer aangeraden. De ria zelf is breed en aan weerszijden redelijk met wat grotere dorpen bebouwd.
Combarro
staat bekend om de leuke
visserswijk met smalle
straatjes die steil omhoog lopen en om de vele horreos, stenen
graanschuurtjes, die op palen met schijven staan om te verhinderen
dat muizen en ratten het graan oppeuzelen.
Er
wordt hier ook aan wijnbouw gedaan. De Galicische wijnen uit de rias
baixas zijn trouwens erg lekker. We zien hier veel kleine
wijngaardjes, waarbij de planten niet verticaal geleid worden, maar
horizontaal als een dakje. De basis van die dakconstructie zijn
granieten palen.
Je
ziet hier erg veel graniet in gebruik, net zoals roestvrij staal.
Elke boulevard heeft een mooie roestvrijstalen hekwerk maar ook
hekken in tuinen, deuren, zijn soms met rvs versierd.
De
visserswijk blijkt zich qua toeristische belangstelling te kunnen
meten met de oude haven in Marken. Busladingen struinen door het
‘hoofdstraatje’, waar vooral kralenkettinkjes en heksenpopjes worden verkocht en mensen verleid worden om een terrasje te bezoeken. Zelfs onder de graanschuurtjes treffen we nog wat
horeca-activiteit aan. We vinden het maar niets.
Zeilburen
raden ons aan om met de bus naar Pontevedra te gaan, een oude stad
wat hoger aan de rivier. Dat doen we de volgende dag. We worden blij
verrast. Het is een levendig
provinciestadje met een historisch centrum, veel pleintjes en mooie
parken. Centraal staat een bolvormig kerkje, la Perigrina, in de vorm
van een jacobsschelp.
Het was een prachtweek met heerlijk warm weer en mooie plekjes, veel te zien en te wandelen.