Met de Pintail op reis

Met de Pintail op reis
Pintail

zaterdag 25 juli 2020

Langs de krijtrotsen

Na een aantal dagen Cherbourg is de wind gunstig om de kaap bij Barfleur te ronden. Aan het eind van de middag vertrekken we met prachtig weer en een matige NO wind.


Bij Barfleur komen we weer in knobbelig water terecht, het stroomt er al gauw na de kentering 4 knopen. Met 10 knopen over de grond en reachend spuiten we naar Saint Vaast la Hougue.


Daar treffen we, zoals afgesproken, Henk en Mary van de Fleurie. G&T’s begeleiden dit feestelijk samenzijn bij ons in de kuip. Na een noisette met een croissantje erbij in een café op de kade de volgende ochtend gaan zij verder zuid.

Wij blijven hier een paar dagen wachten totdat de oostenwind draait. We fietsen langs de baai zuidwaarts langs de droogvallende schorren.




Aan de noordzijde barst het van de oestervelden. Bij laag water komen de tractors in file tussen de velden aanrijden om de oesterbedden te bewerken. En het publiek vindt het ook wel leuk, zo’n wandelingetje tussen de oesters.

Al fietsend ontdekken we dat het plaatsje veel groter en ook mooier is dan wij ons herinnerden.

De haveningang van Saint Vaast valt bij laag water vrijwel droog. Raar idee dat je daar de volgende dag weer over weg vaart met je 2 meter diepgang.


Als de wind uit de oosthoek weg is, is er ook totaal geen zuchtje wind meer te bekennen. We starten onze trip naar Le Havre dan ook in een blakke zee.

Na verloop van tijd kunnen we gelukkig toch nog wat zeilen. In Le Havre komen we nog net voor laag water aan. Onze voorganger gaat een ietsie pietsie te dicht langs de pier van de jachthaven en jawel...hij loopt aan de grond. Alle trekpogingen mislukken; hij komt pas uren later weer los.

Meestal lopen we hier langs de boulevard, maar nu duiken we het stukje stad bij de jachthaven in. Le Havre is in de oorlog plat gebombardeerd. Na de oorlog kreeg de architect Auguste Perret de opdracht om een nieuw ontwerp voor een stadsdeel te maken. Deze liefhebber van gewapende beton heeft zijn sporen nagelaten. Recht toe recht aan straten met betonnen flatgebouwen. Dit staat inmiddels wel op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Het geheel doet een beetje denken aan de eerste naoorlogse bouw in het centrum van Rotterdam.

Dit gebouw heeft nog wat versiering, maar er zijn ook doodsaaie betonkolossen.


Grootste wapenfeit van deze architect is de Sint Joseph kerk met een toren van 107 meter (!) hoog, dus bijna even hoog als de domtoren in Utrecht. Het is het eerste dat je ziet, als je naar Le Havre vaart.

De binnenkant van de kerk is indrukwekkend.

De toren:


en de betonnen draagconstructie


De Braziliaanse architect Oscar Niemeyer mocht hier ook los gaan met het ontwerpen van de bibliotheek en het theater. Deze gebouwen zijn zó immens groot en wit dat het niet leuk meer is om ernaar te kijken.




De volgende dag zeilen we naar Fécamp. Het eerste stuk halve wind gaat heerlijk, maar later moeten we onze koers veranderen en varen we voor de wind. Door de stroom varen we de wind een beetje dood en gaan de zeilen erg klapperen door de deining. Alles strak trekken helpt onvoldoende. Uiteindelijk dan toch maar weer de zeilen naar beneden en op de motor verder. Deining, de houle, is redelijk bepalend voor je zeilmogelijkheden aan Frankrijks Atlantische kust.

Vanaf Le Havre varen we langs mooie krijtrotsen, waartussen af en toe een plaatsje verscholen ligt.


Onderweg is er tijd voor een tartin de pommes. Mmmm


We genieten elke keer weer van de mooie invaart van Fécamp met de krijtrots achter de havenpier en de altijd aanwezige vissers.

Vanwege een dreigend onweer blijven we een dag liggen. We halen de fietsjes weer te voorschijn en ontdekken een fietspad dat door de vallei van Valmont landinwaarts loopt. Een asfaltpad over een voormalig spoorlijntje, dus ook nog lekker vlak. Vanaf een op een heuvel gelegen kerk kijken we naar de vallei waar we doorheen gefietst zijn.

Zelfs aan rustplaatsen is hier gedacht :-)



Maar het allermooiste hier in Fécamp is het uitzicht over de zee en de krijtrotsen, dat steeds verandert met het verloop van de dag en het weer en het inspireerde Claude Monet voor een mooi schilderij.


zondag 19 juli 2020

Naar Normandië


Met een flinke NW wind zeilen we van Treguier naar Paimpol. Het is koud en voor het eerst hebben we onze zeiljacks aan. Paimpol is een gezellig toeristenplaatsje; voor het eerst vinden we het, vooral langs de haven, druk. Veel winkeltjes en horeca.


We trakteren ons ‘s avonds op "moules et frites". Nou goed, dan hebben we dat ook weer gehad.... In de goed uitgevoerde watersportzaak hier hebben we in de loop der jaren al heel wat gekocht; een bezienswaardigheid is de kabelbaan waarmee de goederen van de eerste verdieping naar de kassa vervoerd worden! Nu blijken ze ook nog een uitgebreide tweedehandsafdeling te hebben.


Van Paimpol gaan we de volgende dag naar Lezardrieux, een kort stukje, voor het gemak maar op de motor. Maar wel door een binnendoor geultje dat toch niet helemaal jofel gemarkeerd blijkt te zijn. Spannend tussen de rotsen, en dan ook nog uitkijken voor kreeftenkorven, die met een boeitje of skippybal gemarkeerd worden.


In Noord-Bretagne is het getijverschil veel groter dan in het zuiden, dus ook de stroomsnelheden. Bovendien liggen er veeeel meer rotsen her en der. Een uitdaging voor de navigator.


In Lezardrieux blijkt het havenfront opgeknapt te zijn, een boulevard(je) is aangelegd en er staat een mooi nog niet in gebruik genomen havenkantoor. We liggen prima in deze haven met dit mooie uitzicht richting zee.


En dan blijkt Guernsey nog steeds geen reizigers te willen toelaten. Dus dan om 6 uur ‘s ochtends maar uitvaren om in één klap van Lezardrieux, door de Big Russel tussen Guernsey en Sark door, naar Cherbourg te zeilen. Er staat een gunstige van NW naar W draaiende wind en qua tij is het nu net mooi haalbaar in een lange dag. In de Big Russel hebben we veel stroom tegen met wat onrustig golvend water, dus gaat de motor even bij om toch nog wat voortgang te boeken, zodat we op het juiste tijdstip in de race van Alderney zijn.

Alderney op de achtergrond

Het laatste stuk loopt als een trein. Met 10 knopen over de grond zeilen we door vlak water de grote haven van Cherbourg in.

Daar blijkt een grote race te gaan starten. De Beneteau Figaro’s liggen er fraai uitgedost bij. We liggen er vlak bij. De volgende dag wordt er druk gesleuteld. Iedere deelnemer heeft een enorme kluskist naast z’n boot.


Het is de Grand Prix de France de Course au Large, met een traject van Cherbourg naar Engeland, Schotland en terug naar Trenité sur Mer in Zuid Bretagne. Meer dan 100 schepen nemen deel. Op zondag bekijken we de start vanuit een havenplaatsje ten oosten van Cherbourg, dat net buiten de grote havenpieren van Cherbourg is gelegen. We fietsen ernaar toe en komen daarbij langs industrie, ferrykantoren, troosteloze bebouwing, maar gelukkig ook door een stukje groen. We zien er een TV ploeg, helicopters en veel begeleidende ribs. Publiek op de kades.


En natuurlijk de deelnemende schepen.De show wordt gestolen door de drie “ultimes”, dwz de mega grote trimarans die wereldrecords zeilen. Hier zeilen de Edmond van Rotschild en de Södebö zij aan zij, het lijkt wel arm in arm.


Hoe groot ze zijn blijkt wel uit de rib en de schipper die hier nog net te zien zijn.


en dan een deel van de rest van het veld.


Na dit evenement duiken we het groene heuvelachtige achterland in, op weg naar Chateau Des Ravelet. Dat staat bekend om zijn mooie tuin, willen we natuurlijk even doorheen.

Cherbourg heeft iets met parapluies. Dat houdt verband met een filmklassieker en een parapluiefabriek. Wat een reclame is dit voor de fabriek, maar niet voor Cherbourg.


Het is niet altijd zo zonnig….het miezert inmiddels!


dinsdag 14 juli 2020

Langs de ruige Bretonse noordkust

Met een mooie NW wind 4-5 zeilen we van Aber Wrac’h naar Roscoff. Traditiegetrouw belandden we ten noorden van Ile de de Batz weer in wilde zee met kolken. En we dachten nog wel dat we ver genoeg uit de kust voeren...


Roscoff klinkt 'oostbloks', maar is absoluut een aanrader. Om te beginnen is er een prima jachthaven. Waar vind je nu een haven met zo’n brede hoofdsteiger (met een lift)?


We blijven hier drie dagen, lekker wandelen en fietsen langs de kust en door het plaatsje.

De stad heeft enorme droogvallende havenbekkens; in het verleden vertrokken hier schepen met uien naar Wales.


Het was vroeger ook een bekende badplaats. Oude panden sieren de kust en wellicht dateren de zwembaden, zoals deze, ook uit die tijd.


Het oude centrum ziet er leuk uit. 


Naast de jachthaven ligt, heel beschut achter een rots, een prachtige exotische tuin. Wat een genoegen om daar rond te lopen.Je zou een de planten wel willen meenemen.


Op onze fietstocht komen we langs een artisjokkenveld. Nooit geweten hoe die aan de plant zitten.


En dan is het tijd om weer verder te trekken. Er is deze dagen een bijzonder laag doodtij, coëfficiënt onder de 40, en dat betekent dat de ideale volgende haven, Perros Quirec, niet bereikbaar is. De ‘poort’ gaat daar niet open, omdat het water niet hoog genoeg komt. De rijzing van de zee varieert hier van 11 meter (coëfficiënt 103) tot zo’n 4 meter (coëfficiënt 35). Dat heeft ook gevolgen voor de stroomsnelheden. Dus goed rekenen.

We staan dan ook voor dag en dauw op om met zoveel mogelijk stroom naar het aan een rivier gelegen Tréguier te varen, helaas geen spat wind, dus voor het eerst motoren. Een mooie tocht langs de roze granieten kust, waar we een aantal jaren al een paar keer het pad van de douaniers gewandeld hebben. Een superwandeling, maar nu dus even niet.


Het is een prachtige rivier met een wat lastige ingang tussen de ondieptes door.


Tréguier is ook weer, net als Roscoff en La Roche Bernard, een 'petite cité de caractère', een leuk oud stadje dus, met een grote kathedraal. Het is 14 juli, nationale feestdag, maar wordt vanwege corona niet gevierd. Jammer.




We wachten inmiddels af (tevergeefs?) of Guernsey zich gaat openstellen voor buitenlanders. Nu moet je daar eerst in quarantaine. Alternatief is om in één klap naar Cherbourg te varen. Voorlopig nog even een paar dagen hier rondzwerven.

donderdag 9 juli 2020

Om de punt van Bretagne heen


De laatste dag in St. Marine maken we nog een mooie kustwandeling.


Dan laten we dit leuke dorpje weer achter ons.

Met een Wzw wind 4 zeilen we probleemloos door de Raz du Sein, na nog wel even ingehouden hebben te hebben om precies op de kentering daar te zijn. Het wordt een heerlijke zeiltocht de baai van Douarnenez in om daar in de haven van de Douarnenese wijk Treboul af te meren. Aanvankelijk aan de buitensteiger voor de visiteurs, maar na een nacht schommelen op de swell hebben we gauw een betere plaats gevraagd en gekregen. Qua diepte kunnen we hier net liggen. Op de foto ligt het haventje links boven.

Dat geldt niet voor de volgende steiger, waar twee schippers hun boot met een gerust hart hadden afgemeerd, maar ze hadden even niet op de diepte en het tij gelet.


Het is een paar dagen grijs weer, dan lijkt alles wat mistroostig en saai, maar de derde dag klaarde het op, werd het drukker en zag het er beter uit.

Douarnenez, van oudsher een belangrijke vissershaven (sardientjes) heeft ook een oude haven, niet geschikt voor diepstekende jachten. Maar vanaf een terrasje ziet het er allemaal erg leuk uit.

En dan is er nog de stadshaven, maar daar kregen we een benauwd gevoel bij. Het was er ongezellig, geen passanten, de wallekant was ook niet zo aantrekkelijk en vlakbij lag een hoge verkeersbrug. Bovendien kan je alleen rond hoog water weer vertrekken, een beperking. Dus daar liggen we niet. Als we naar het centrum gaan, dan lopen we over de passarelle, de voetgangersbrug op de foto.


Op de laatste dag lopen we ook hier een stuk langs de kust. We genieten van dit soort uitzichten.


Maar op een gegeven moment loopt het pad wel erg dicht langs het randje. Met dit uitzicht onder me. Beetje eng.


Bretagne is: rotspartijen, strandjes, mooie kustroutes, heel veel bloemen, vooral hortensias en Afrikaanse lelies,


en heel veel blauwe luiken en deuren met kanten gordijntjes en smeedwerk.


Bij ons vertrek uit Douarnenez passeren we deze lokale schoonheid.



Ook nu weer is het een mooie zeiltocht, lekker in het zonnetje langs prachtige kusten


We meren af in Camaret sur Mer, waar naast de haven dit eeuwenoude kerkje staat.


Dit keer verkennen we de straatjes achter de boulevard. Hier hebben zich wat kunstenaars gevestigd, maar het is er erg rustig.


De volgende dag zeilen we met een rustige wind door het Chenal du Four. Zo rustig hebben we het daar nooit gehad. De kustwacht draait wat rondjes om te bekijken wie er varen.


De vuurtorens op de wal bij de ingang zijn een bezienswaardigheid.


Pas op het laatste traject naar l’Aber Wrac’h komen we in een onrustige stroomsetting terecht.

Hier meren we aan de buitensteiger achter de Anna van Irene en Maarten af. We praten tijdens de borrel bij. De volgende dag is een echte miezerdag. Mistig, vlagerig en sprietsregen waar je half nat van wordt, heel af en toe breekt een bleek zonnetje door. We blijven liggen. Goed moment voor dit blog. Gelukkig hebben we beter weer in het verschiet.